Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7523/GA, 23 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7523/GA

Betreft              [Klager]

Datum              23 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet binnen 24 uur uitreiken van de schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 26 maart 2020.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 3 juli 2020 het beklag ongegrond verklaard (LW-2020-192). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. D.C. Vlielander, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissing inhoudende de oplegging van de disciplinaire straf – vier dagen opsluiting in een strafcel – is niet binnen de 24-uurs termijn aan klager uitgereikt. Deze termijn volgt uit jurisprudentie (zie RSJ 9 juni 2017, 17/0462/GA) omtrent het in artikel 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) genoemde begrip ‘onverwijld’. Over het al dan niet overschrijden van de voornoemde termijn valt niet te twisten. Dat de beslissing aan klager te laat is uitgereikt, wordt zowel door de beklagrechter als de directeur erkend. Toch is klagers klacht ongegrond verklaard. Het pijnpunt voor klager zit hierbij in het gemak waarmee de overschrijding van de 24-uurs termijn wordt gerechtvaardigd. Een algemene verwijzing naar de invloed van de coronapandemie is geen genoegzame motivering voor de overschrijding. Uit zowel de reactie van de directeur als de uitspraak van de beklagrechter wordt niet duidelijk welke specifieke door de coronapandemie veroorzaakte factoren de vertraging hebben veroorzaakt. Voorts acht klager het onbegrijpelijk dat omtrent de te respecteren termijnen geen coronabeleid is gemaakt. Ook klager ziet het unieke van de omstandigheden die het coronavirus met zich heeft meegebracht. Het verruimen van de kaders, maar wel het behouden hiervan, had helderheid kunnen bieden in deze onwerkelijke tijden. Nu dit niet is gebeurd, ontkomt klager niet aan de indruk dat met een enkele verwijzing naar de coronapandemie elke overschrijding van een termijn kan worden gerechtvaardigd. Hetgeen de directeur naar voren heeft gebracht en de wijze waarop de beslissing van de beklagrechter is gemotiveerd, nemen deze indruk niet weg. Nu de beslissing zonder verontschuldigbare reden te laat aan klager is uitgereikt, verzoekt klager hiervoor te worden gecompenseerd.

Standpunt van de directeur

De omstandigheden rondom het coronavirus hebben bijgedragen tot vertraging in de dagelijkse gang van zaken en daarmee eveneens in de administratieve afwikkeling van onderhavig proces. De vertragingen zijn met name te wijten aan een meer beperkte personele inzet en herinrichting van processen teneinde verspreiding van het coronavirus zoveel als mogelijk te voorkomen dan wel in te perken. Met het verstrijken van de tijd is de PI steeds meer en meer ingericht op het ‘nieuwe normaal’ en behoren verstoringen, zoals deze in het klaagschrift van klager tot uiting komen, behoudens enkele uitzonderingen, tot het verleden. Behoudens bijzondere omstandigheden dient een beslissing onverwijld, in beginsel binnen 24 uur, te worden uitgereikt. De hiervoor beschreven omstandigheden zijn in voldoende mate bijzonder en specifiek, op grond waarvan de uitreiking iets later heeft kunnen plaatsvinden. Ondanks een te late uitreiking heeft klager tijdig kennis kunnen nemen van de overwegingen en heeft klager tijdig rechtsmiddelen in kunnen stellen tegen de beslissing. Een tegemoetkoming is hier dan ook niet van toepassing.

 

3. De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid, aanhef en onder k, van de Pbw dient een schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf onverwijld aan de gedetineerde te worden uitgereikt. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie moet een dergelijke mededeling in beginsel binnen 24 uur na de strafoplegging worden uitgereikt om te kunnen spreken van een onverwijlde uitreiking, tenzij er sprake is geweest van zodanig bijzondere omstandigheden dat deze een termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. Vast staat dat de disciplinaire straf op 26 maart 2020 om 11:50 uur is ingegaan en dat de schriftelijke mededeling tot oplegging daarvan op 27 maart 2020 om 12:50 uur aan klager is uitgereikt. Daarmee is de termijn met zestig minuten overschreden. De directeur heeft aangevoerd dat omstandigheden rondom het coronavirus hieraan ten grondslag liggen, waaronder een meer beperkte personele inzet en de herinrichting van de processen teneinde de verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk te voorkomen. Hoewel de beroepscommissie kan begrijpen dat dergelijke omstandigheden tot een termijnoverschrijding zouden kunnen leiden, komt zij tot het oordeel dat de omstandigheden niet van zodanig bijzondere aard zijn dat deze vorenbedoelde termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. Zij zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu niet is gebleken dat klager enig nadeel van de termijnoverschrijding heeft ondervonden en verder ook niet is gebleken dat klager op andere wijze in zijn belangen is geschaad, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 23 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven