Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24993/SGA, 30 december 2021, schorsing
Uitspraakdatum:30-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24993/SGA        

Betreft [Verzoeker]

Datum 30 december 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft op 24 december 2021 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van zeven dagen, vanwege verzoekers aankondiging in honger- en dorststaking te gaan, ingaande op 24 december 2021 om 15.30 uur. Als verzoeker terugkomt van de luchtkooi, wordt hij – onder cameratoezicht – gevisiteerd.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van het visiteren onder cameratoezicht.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker is in het kader van een aan hem opgelegde ordemaatregel in een afzonderingscel onder cameratoezicht geplaatst. Na terugkomst van de luchtkooi wordt hij in de afzonderingscel – en dus onder cameratoezicht – gevisiteerd. Het schorsingsverzoek ziet niet op de aan verzoeker opgelegde ordemaatregel en ook niet op het visiteren op zichzelf, maar op het visiteren onder cameratoezicht. Verzoeker voelt zich daardoor vernederd en vindt dat zijn mensenrechten worden geschonden. De directeur heeft toegelicht dat het visiteren na terugkomst van de luchtkooi standaard procedure is voor alle gedetineerden die in een straf- of afzonderingscel verblijven.

De voorzitter overweegt als volgt. Voor zowel het onder cameratoezicht plaatsen van een gedetineerde als voor het visiteren van een gedetineerde dient – vanwege de inbreuk die dit vormt op de privacy van die gedetineerde – een noodzaak te bestaan (respectievelijk artikel 24a, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 29, eerste lid, van de Pbw). De beide afzonderlijke beslissingen staan in de onderhavige procedure niet ter discussie.

De voorzitter begrijpt dat gedetineerden die in een straf- of afzonderingscel verblijven, standaard worden gevisiteerd nadat zij terugkeren van de luchtkooi. In verzoekers geval geschiedt dit visiteren, vanwege de aan hem opgelegde ordemaatregel met cameratoezicht, onder cameratoezicht. Dit vormt een forse inbreuk op zijn privacy.

In artikel 2, derde lid, van de Pbw is bepaald dat personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging plaatsvindt van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn (het beginsel van minimale beperkingen).

Het is de voorzitter niet gebleken dat het noodzakelijk is dat het visiteren van verzoeker onder cameratoezicht plaatsvindt, terwijl dit – zoals de voorzitter hiervoor reeds overwoog – een forse inbreuk op zijn privacy vormt. Deze gang van zaken dient naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dan ook als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Gelet daarop zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing (visiteren onder cameratoezicht) schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 30 december 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven