Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22197/TA, 22 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22197/TA           

Betreft [klager]

Datum 22 december 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 3 mei 2021 tot afwijzing van klagers verzoek om een eigen voedingsbudget.

De beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op 28 juni 2021 het beklag ongegrond verklaard (OV2021/53). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en (uit nood via een telefoonverbinding) zijn raadsman gehoord op de zitting van 24 november 2021 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Het hoofd van de instelling heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.

De beroepscommissie heeft na zitting nadere informatie bij de instelling opgevraagd, die na ontvangst naar klager en zijn raadsman is gezonden.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het hoofd van de instelling heeft ten onrechte klagers verzoek om een eigen voedingsbudget afgewezen. Klagers recht op godsdienstvrijheid is daardoor geschonden. Klager voelt zich daardoor gediscrimineerd, omdat de slacht- en voedingsvoorschriften van zijn godsdienst gelijk zijn aan die van moslims die wel een eigen voedingsbudget krijgen. In het begin waren er geen eigen budgetten. Vanaf het moment dat moslimjongens een eigen budget kregen is klager voor zichzelf gaan koken.

Er zijn wel degelijk voorwaarden en beperkingen die maken dat hij niet kan mee eten met de groepsmaaltijden. Het gaat om regels van hygiëne en hoe medepatiënten daarmee omgaan. Ook gaat het om slachtmethoden daar hij geen bebloed vlees en varkensvlees mag eten. De instelling zou navraag hebben gedaan naar voedselbeperkingen bij de Jehovah’s Getuigen organisatie. Klager vraagt zich af bij welke organisatie dat dan is geweest en met wie zou zijn gesproken. De Jehovah’s Getuigen is geen organisatie. Wel is er een website (jw.org) die wereldbreed geraadpleegd kan worden.

Volgens de instelling zijn vleesproducten uitgebloed, maar kipfilet bevat vaak nog bloed. Er wordt geen toezicht gehouden op de bereiding van de groepsmaaltijden, alleen op het inleveren van messen. De instelling stelt dat producten uit de supermarkt voldoen. Volgens de arts wordt het echter tijd dat klager iets anders dan stokbrood met kruidenboter eet. Klager eet veel soorten vlees niet omdat die onrein ogen. Hij eet het liefst zo min mogelijk vlees, er wordt op de afdeling niet goed mee omgegaan. Klager hecht veel waarde aan eten, omdat eten hem leven geeft. Klager moet anders dan een moslimjongen verplicht bij de maaltijd op de groep aanwezig zijn, omdat er anders een sanctie volgt. Maar klager eet niet mee als anderen gekookt hebben. Elke dag moet een ander koken. Klager kan niet verwachten dat men zich aan hem aanpast. Het is belangrijk dat men goed verzorgd en gedoucht de maaltijd bereidt en respectvol met voeding omgaat. Klager moet verplicht eenmaal per week koken en eet dan wel mee op de groep omdat het dan om door hem aangeschaft en bereid voedsel gaat.

De beklagcommissie heeft de klacht ten onrechte ongegrond verklaard. De kwestie moet vanuit behandelperspectief opgelost worden. Dat kan relatief gemakkelijk daar het met name gaat om de wijze van bereiding van de voeding. 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Vanuit behandeloogpunt is het uitgangspunt dat patiënten mee koken en eten op de groep. Dieetvoeding of een eigen voedingsbudget worden alleen en bij hoge uitzondering verstrekt met toestemming van het afdelingshoofd en het hoofd behandeling op indicatie van de medische dienst, en uitsluitend wanneer er op geen enkele andere wijze rekening kan worden gehouden met de medische omstandigheden van een patiënt. Alle aanvragen voor een eigen budget worden individueel beoordeeld. Mochten er patiënten op de afdeling zijn die een eigen budget hebben, dan is daar teambreed en zeer strikt op deze manier naar gekeken. Het is niet zo dat patiënten met een bepaald geloof per definitie een eigen voedingsbudget krijgen.

Klagers verzoek voor een eigen budget is binnen het behandelteam besproken. De conclusie was unaniem dat uit het Jehovah’s Getuigen geloof geen restricties voortvloeien waar geen rekening mee gehouden kan worden bij het koken op de groep.  Bij het samenstellen van het menu wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met overtuigingen en godsdiensten, waarmee aan de zorgplicht wordt voldaan. Eigen onderzoek naar eventuele restricties leert dat geen vlees wordt gegeten dat niet uitgebloed is zoals verstikt vlees, bijvoorbeeld geschoten wild, of voedsel waaraan bloed is toegevoegd zoals bloedworst. Dat zijn geen restricties waarmee geen rekening kan worden gehouden bij het groepskoken, voor zover dit al gegeten zou worden binnen de setting van de instelling.

Navraag is gedaan bij de geestelijk verzorger bij de instelling. Deze heeft aangegeven dat hij via de officiële website van de Jehovah’s Getuigen www.jw.org.nl de informatie heeft verkregen dat Jehovah’s Getuigen geen regels en restricties omtrent voedsel hebben. De regel dat je je dient te onthouden van bloed heeft niets te maken met het eten van vlees. Daarbij is in het vlees dat de instelling in de winkel koopt geen bloed (meer) aanwezig. Dat is voldoende uitgebloed.

Sociotherapeuten houden toezicht op het bereiden van de maaltijden en letten daarbij op onder meer de hygiëne. De sociotherapie eet ook mee van en tijdens de groepsmaaltijden.

Klager heeft in het begin van zijn verblijf gewoon met de groepsmaaltijden meegegeten. Hij kreeg commentaar van andere patiënten dat hij zoveel at. Dit lijkt de aanleiding te zijn dat klager is gestopt met het eten van de groepsmaaltijden. Klager koopt zijn eigen eten in de winkel van de instelling. Wanneer hij eten voor zichzelf kookt, maakt hij vooral ongezonde maaltijden.

 

3. De beoordeling

In artikel 40, eerste lid, Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is het recht van de verpleegde op het individueel of in gemeenschap met anderen vrij belijden en beleven van zijn godsdienst of levensovertuiging neergelegd. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat het hoofd van de instelling zorg draagt dat in de instelling voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van verpleegden beschikbaar is. 

Wat voeding betreft is in artikel 42, derde lid, Bvt de zorgplicht voor het hoofd van de instelling opgenomen dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden.

Gesteld maar niet gebleken is dat klagers recht op het belijden van zijn godsdienst wordt geschonden door het hem niet verstrekken van een eigen voedingsbudget. Naar de instelling in beklag en in beroep nader heeft toegelicht worden verzoeken om een eigen voedingsbudget volgens een strikte beoordeling in het team uitsluitend op medische indicatie verstrekt en niet per definitie op grond van een bepaalde godsdienst, en alleen als er op geen enkele andere wijze rekening kan worden gehouden met de medische omstandigheden van een patiënt.

Niet is gebleken dat ten aanzien van klager een medische indicatie voor het niet kunnen mee eten op de groep aanwezig is.

Evenmin is gebleken dat er uit klagers geloof beperkingen voortvloeien waardoor hij niet met de groepsmaaltijden zou kunnen mee eten. De instelling heeft eigen onderzoek gedaan naar voedingsvoorschriften van Jehovah’s Getuigen en heeft daarbij tevens in redelijkheid mogen afgaan op de door de geestelijk verzorger van de instelling via de officiële website van de Jehovah’s Getuigen verkregen informatie dat Jehovah’s Getuigen geen regels en restricties omtrent voedsel hebben.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 22 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven