Nummer 21/19602/GM
Betreft [Klager]
Datum 20 december 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over het niet toekennen van de arbeidsongeschiktheidsstatus in verband met zijn astma en huisstofmijtallergie en de uitbraak van het coronavirus.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager gehoord op de zitting van 2 november 2021 in de PI Vught.
De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wenst arbeidsongeschikt te worden verklaard. Klager behoort tot een risicogroep om besmet te raken met het coronavirus. Klager verbleef eerder in de PI Vught en hij is daar (wel) arbeidsongeschikt verklaard. Bij de inrichting waar hij nu verblijft, is dit echter niet het geval. Op de arbeid gelden weliswaar maatregelen om verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, maar deze worden niet tot nauwelijks gehandhaafd. Veel medegedetineerden houden zich er niet aan. Er wordt te laconiek omgegaan met de situatie van klager.
Klager heeft astma en verschillende allergieën. Dat laatste is nog eens bevestigd toen bij klager bloed werd afgenomen. Uit dit bloedonderzoek is gebleken dat klager allergisch is voor onder andere huisstofmijt. Klager heeft veel last van zijn allergie. Klager heeft een puffer en gebruikt deze elke ochtend en soms ook in de avond. Klager heeft werkzaamheden moeten verrichten op de afdeling houtbewerking. Dit is een stoffige omgeving en klager heeft daar vanwege zijn allergieën veel last van gehad.
Klager is niet gevaccineerd. Hij is erover aan het nadenken. Klager heeft zich nog niet volledig laten informeren over vaccineren. Bij een vaccinatie wordt er een minimale hoeveelheid coronavirus in zijn lijf gespoten. Hij is bang dat hij hier veel bijwerkingen van krijgt.
Standpunt van de inrichtingsarts
De inrichtingsarts verwijst naar het patiëntendossier waarin staat dat klager het advies heeft gekregen met zijn mentor en de coördinator van het werk in gesprek te gaan. Dit lijkt niet gebeurd te zijn.
3. De beoordeling
De vraag die de medische beroepscommissie moet beantwoorden is of de inrichtingsarts de arbeids(on)geschiktheid afdoende heeft beoordeeld. De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in een PI niet hetzelfde karakter of dezelfde functie heeft als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. De omstandigheid dat klager, zoals hij stelt, in een vorige PI wel arbeidsongeschikt is verklaard, betekent niet dat ook de inrichtingsarts van de PI Dordrecht gehouden is klager arbeidsongeschikt te verklaren. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de PI Dordrecht kunnen worden verricht, zal de inrichtingsarts een zelfstandige afweging moeten maken of klager arbeidsgeschikt moet worden geacht.
De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat tijdens de coronacrisis niet alleen moet worden gekeken naar het besmettingsgevaar, maar ook moet worden beoordeeld in hoeverre de gedetineerde, eventueel meer dan anderen, kwetsbaar is voor het virus en daardoor bij besmetting een verhoogd risico loopt. Daarbij moet rekening worden gehouden met de werksituatie van de gedetineerde (RSJ 23 november 2020, R-20/7735/GM).
Uit het dossier volgt dat er voldoende maatregelen zijn genomen om de kans op besmetting tijdens de arbeid zo veel mogelijk te voorkomen. Zo wordt er op de arbeid gecompartimenteerd per afdeling gewerkt en vinden verplaatsingen binnen de afdeling ook gecompartimenteerd plaats. Gedetineerden die worden overgeplaatst naar de PI blijven op de inkomstenafdeling totdat de incubatietijd is verstreken en medewerkers zijn verplicht om mondkapjes te dragen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts, gelet op de stukken, klagers arbeids(on)geschiktheid op dit punt zorgvuldig beoordeeld. In aanmerking genomen wat over klagers (long)problematiek bekend is en gelet op de getroffen maatregelen op de arbeidszaal, heeft de inrichtingsarts in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat klager arbeidsgeschikt is.
Uit het medisch dossier en wat klager heeft aangevoerd tijdens de zitting volgt dat klager met diverse allergieën kampt, waaronder een allergie voor huisstofmijt. Het hebben van een allergie betekent nog niet dat klager arbeidsongeschikt is. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts voldoende onderzoek gedaan naar klagers allergieën en heeft de inrichtingsarts kunnen concluderen dat klager ook in zoverre niet arbeidsongeschikt is. Daarbij neemt de beroepscommissie in overweging dat het hebben van een allergie niet betekent dat klager geen enkel werk kan doen. Voor klager dient wel passend werk gevonden te worden, zodat de kans op een allergische reactie wordt geminimaliseerd.
De inrichtingsarts is overigens niet ervoor verantwoordelijk op welke arbeidszaal klager wordt geplaatst. Dat is immers de bevoegdheid van de directeur. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat klager ook een klacht heeft ingediend tegen zijn plaatsing op een arbeidszaal waar hout wordt bewerkt. Deze beroepszaak betreft RSJ 20 december 2021, 21/20796/GA.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 20 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter