Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19826/GA, 16 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19826/GA            

 

Betreft [klager]

Datum 16 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van zeven dagen, vanwege signalen over bedreigingen door klager, ingaande op 11 september 2020 om 17:00 uur.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen heeft op 2 februari 2021 het beklag ongegrond verklaard (OH-2020-000537). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. D.C. Vlielander, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en mr. F.A. van Katwijk, waarnemer van klagers raadsman, (telefonisch) gehoord op de digitale zitting van 18 november 2021.

De directeur van de PI Achterhoek (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De ordemaatregel is plotseling opgelegd. De grondslag van de ordemaatregel is te algemeen geformuleerd en daarmee onvoldoende redengevend om tot een dergelijke beslissing over te gaan. De schriftelijke beslissing geeft geen blijk van enig feitelijk handelen van klager waaruit volgt dat hij de orde, rust en veiligheid in de inrichting zou hebben verstoord, maar noemt slechts dat sprake is van enkele – niet onderbouwde – signalen. Onder deze omstandigheden en met het oog op het ingrijpende karakter van afzondering, is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd en disproportioneel. Ook de beklagrechter heeft de vermeende ordeverstoring niet nader geconcretiseerd.

Daarnaast is klager zeven dagen in afzondering geplaatst, zonder dat de noodzaak daarvan tussentijds is getoetst. De ordemaatregel lijkt, naast de onprettige gevolgen voor klager, geen enkel effect te hebben gehad. Klager heeft sinds de start van de ordemaatregel (desgevraagd) niet anders vernomen dan dat er signalen zijn en dat er een onderzoek zou worden gestart. Hij kreeg geen andere informatie over de voortdurende noodzaak van de ordemaatregel, ook niet nadat hij hiernaar tijdens het horen had gevraagd. Na een of twee dagen zou klager verder worden geïnformeerd, maar dat is niet gebeurd. Het personeel wist van niets en de directeur is evenmin gekomen. Ook zou klagers telefoon worden uitgeluisterd, maar dat heeft niets opgeleverd. Dit alles ondersteunt de conclusie dat de beslissing tot afzondering te snel is genomen. Hoewel de beklagrechter aanneemt dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden, blijkt uit niets wat het onderzoek heeft opgeleverd. De signalen zijn niet gespecificeerd en het is niet bekend welk verwijt klager kan worden gemaakt. De directeur heeft dit – ook in beroep – niet toegelicht. Klager verzoekt een passende schadevergoeding toe te kennen, die recht doet aan de immateriële schade die klager heeft geleden en nog zal lijden.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Uit het dossier, waaronder de schriftelijke mededeling van de aan klager opgelegde ordemaatregel, blijkt dat klager volgens door het personeel ontvangen signalen anderen onder druk zette en bedreigde. Deze signalen vonden steun in meerdere bronnen en dat wilde de directeur nader onderzoeken. Het onderzoek bestond mede uit het uitluisteren van klagers telefoongesprekken.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kon de directeur onder deze omstandigheden in redelijkheid een ordemaatregel opleggen. Gedurende de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering dient de directeur zich echter ervan te vergewissen dat de noodzaak tot afzondering nog bestaat. Hiervan is niet gebleken. Klager stelt onweersproken dat de volledige duur van de ordemaatregel ten uitvoer is gelegd, terwijl hij over de voortgang van het onderzoek en de resultaten daarvan geen informatie heeft gekregen. Ook anderszins is niet gebleken waarom het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noopte tot een ordemaatregel van zeven dagen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze, vanwege het onderzoek dat moest worden uitgevoerd, naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op €50,- (4 x €12,50).

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €50.

 

Deze uitspraak is op 16 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven