Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2868/JA, 7 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2868/JA

betreft: [klager] datum: 7 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1985], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 oktober 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Harreveld te Harreveld/Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 december 2007, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.S. Sewdajal en zijn moeder [...].
De directeur van de j.j.i. Harreveld heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting aanwezig te zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) de kamerplaatsing op een andere afdeling met een inloopprogramma, de duur daarvan en het niet voldoen aan verscheidene voorgeschreven formaliteiten, alsmede
b) het intrekken van onbegeleid verlof,
wegens het pesten en bedreigen van groepsbewoners.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De maatregel is als straf opgelegd en klagers verlof is bij wijze van disciplinaire straf ingetrokken zonder dat onderzoek naar het beweerde pesten en bedreigen is gedaan en zonder dat de pesterijen en bedreigingen in de groep of op school zijn
gestaafd. Klager ontkent hetgeen waarvan hij beschuldigd wordt en kan zich niet vinden in de inhoud van het schrijven van 31 augustus 2007 van [A] In het overgelegde e-mailbericht van 28 november 2007 van de coördinator van de school van Harreveld aan
klagers raadsvrouw wordt aangegeven dat klager zich op school en tijdens de lessen niet gewelddadig en agressief opstelt.
In een door klager aangevraagd groepsgesprek van 20 juli 2007 hebben drie van de vier betreffende jeugdigen aangegeven dat zij zich niet bedreigd hebben gevoeld door klager, wat door hen schriftelijk is bevestigd. De vierde groepsgenoot heeft tot drie
keer toe een ander verhaal verteld. Door de inrichting is na de zitting van de beklagrechter een brief aan uitsluitend de beklagrechter gezonden met een uiterst manipulatieve inhoud en de visie van de vertegenwoordiger van de inrichting ter zitting van
de beklagrechter over de door klager overgelegde schriftelijke verklaringen van de betreffende groepsgenoten. Daarmee wordt klager in een kwaad daglicht gesteld, zonder dat hoor en wederhoor is toegepast.
Verder zijn de maatregel en de disciplinaire straf opgelegd in strijd met het interne beleid van de inrichting en de aan klager toekomende rechten. Aan klager is een verkeerd klachtenformulier overhandigd. Na de oplegging van de maatregel is hij niet
gehoord. Pas bij de beklagcommissie is hij gehoord, wat wordt bevestigd door het overgelegde verslag van de jeugdbespreking van 4 september 2007. Klagers ouders zijn veel te laat op de hoogte gesteld en het maatregelformulier is te laat aan klager
overhandigd. Klager overlegt drie aan hem uitgereikte maatregelformulieren.
Voorts blijkt uit het overgelegde Intern beleid nr. 198 Harreveld april 2002, artikel 10.9 dat het intrekken van verlof een zware disciplinaire straf is, die uitsluitend is geoorloofd als er dingen gebeuren die in strijd zijn met de orde of veiligheid
in de inrichting of met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Deze straf duurt tot op heden voort en staat in geen enkele verhouding tot hetgeen waarvan klager is beschuldigd. Bovendien mag alleen het eerstvolgende verlof worden
ingetrokken en niet tevens alle daarop volgende verloven. De beklagrechter heeft er met klem op gewezen dat er niet opnieuw een vertraging in de verlofaanvraag diende te komen, maar tot op heden is er nog geen nieuwe verlofaanvraag ingediend met als
excuus vergeetachtigheid en werkdruk. [A] gebruikt dit duidelijk als machtsmiddel tegen klager. In dit verband wordt verwezen naar het verslag van de jeugdbespreking van 4 september 2007.
De beweerde gedragingen van klager in juli 2007 kunnen niet worden gebruikt voor de stopzetting van klagers verlof. Al in mei 2007 had de inrichting een verzoek om verlenging van de verlofmachtiging moeten indienen. Klagers verlof is definitief
stopgezet. Alle verloven zijn stopgezet. Klagers verloven zijn altijd goed verlopen. Hij had sinds de zomer van 2006 een keer per maand begeleid verlof en sinds februari 2007 onbegeleid verlof. Daarbij mocht hij een keer per drie weken een dag naar
huis, waarbij hij vanwege de reistijd maar drie uur thuis kon zijn, en mocht hij twee keer in de omgeving van Harreveld verblijven. Hij gaat binnen de inrichting naar school en kan daar zijn lasopleiding volgen. Maar zijn stage “bouwkunde 4” had al in
september 2007 in het ROC Sloterdijk in Amsterdam moeten starten. Zijn pij-maatregel loopt in juni 2008 af. [A] houdt resocialisatie tegen, mede omdat klager zijn delict tot op heden altijd heeft ontkend.
Er vinden veel misstanden plaats in de inrichting. Justitie is daarvan op de hoogte, maar toch gebeurt er te weinig om de rechten van de jeugdigen te waarborgen. Ook klager is daarvan de dupe. In plaats van de gewenste resocialisatie en uitvoering van
de verlofregeling, wordt klager ten onrechte beschuldigd en veroordeeld en worden er een maatregel en een straf opgelegd. [A] gebruikt die beschuldigingen om te pas en te onpas te roepen dat er recidivegevaar zou kunnen bestaan. Daarmee is hij op de
stoel van de directeur van de inrichting en de rechter gaan zitten.
Verzocht wordt het beroep van klager gegrond te verklaren en te bepalen dat de inrichting er zorg voor draagt dat de verlofregeling met directe ingang wordt gerealiseerd.

De directeur heeft in beroep verwezen naar zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt en naar de inhoud van het schrijven van 31 augustus 2007 van de aan klagers afdeling verbonden gedragswetenschapper [A]

3. De beoordeling
In beroep kan uitsluitend worden geoordeeld over de klacht zoals deze in de beklagprocedure aan de orde is geweest.

Met de beklagrechter is de beroepscommisie van oordeel dat de aan klager opgelegde kamerplaatsing met inloopprogramma een ordemaatregel als bedoeld in artikel 24 Bjj is en dat klagers verlof is ingetrokken op grond van artikel 30, vierde lid Bjj in
verbinding met artikel 31 Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj). De verlofintrekking is blijkens de stukken niet als disciplinaire straf opgelegd, aangezien door de inrichting uitdrukkelijk is gewezen op recidivegevaar nu klager met de door de
inrichting aangegeven pesterijen en bedreigingen volgens de inrichting delictgerelateerd gedrag heeft laten zien en dit dient te veranderen.

Anders dan de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat het beklag op zowel formele als inhoudelijke gronden gegrond verklaard dient te worden.

Ten aanzien van de formele gronden wordt het volgende overwogen.

Op grond van artikel 61, eerste lid onder c, Bjj stelt de directeur de jeugdige in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor de jeugdige begrijpelijke taal, alvorens hij beslist over de uitsluiting van het verblijf in de groep of
van
deelname aan activiteiten, bedoeld - voor zover hier van belang - in artikel 24 Bjj én de beslissing tot verlenging daarvan.
Volgens het derde lid van artikel 61 Bjj kan het horen voorafgaand aan de beslissing achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet of de gemoedstoestand van de jeugdige zich daartegen verzet. Dit laat onverlet dat de jeugdige zo
spoedig mogelijk achteraf alsnog wordt gehoord.

Op grond van artikel 62, eerste lid, Bjj geeft de directeur de jeugdige van elke beslissing als bedoeld in artikel 61, eerste lid, Bjj - voor zover hier van belang - onverwijld schriftelijk een gedagtekende en ondertekende mededeling.

Uit de door klager overgelegde ‘maatregelformulieren’ blijkt dat de inrichting in strijd met bovenvermelde mededelingsplicht heeft gehandeld door de schriftelijke mededeling van de betreffende beslissingen niet onverwijld aan klager uit te reiken. Zo
zijn op 24 juli 2007 formulieren aan klager uitgereikt over de op 19 juli 2007 genomen beslissing om klagers verlof in te trekken en de op 19 juli 2007 genomen beslissing tot “deelname aan het groepsproces volgens inloopprogramma”. De beroepscommissie
stelt daarvoor een tegemoetkoming vast van (twee maal € 10,=) € 20,=.
Verder blijkt uit de overgelegde ‘maatregelformulieren’ dat klager op 24 juli 2007 over beide beslissingen is gehoord. Daarbij is de mening van klager over beide beslissingen weergegeven. De beroepscommissie gaat er om die reden vanuit dat klager in
elk
geval wel over beide beslissingen is gehoord.

Op het maatregelformulier van 24 juli 2007 heeft de inrichting vermeld dat de kamerplaatsing met inloopprogramma van 19 juli tot 26 juli 2007 duurt. Dit is in strijd met artikel 24, tweede lid, Bjj nu volgens genoemd artikel een dergelijke
ordemaatregel
voor ten hoogste twee dagen kan worden opgelegd en telkens voor ten hoogste twee dagen kan worden verlengd. Verzuimd is derhalve drie keer (van 21 juli 2007 tot 26 juli 2007) tot verlenging te beslissen en klager daarover te horen en een schriftelijke
mededeling daarvan uit te reiken. De beroepscommissie stelt daarvoor een tegemoetkoming vast van (drie maal drie keer € 10,=) € 90,=.

Verder heeft klager een maatregelformulier overgelegd betreffende de beslissing tot verlenging van de kamerplaatsing met inloopprogramma, met uitbreiding van groepsmomenten, geldend van 26 juli 2007 tot 2 augustus 2007. Ook hier geldt dat de inrichting
de verlenging voor telkens ten hoogste twee dagen heeft mogen opleggen. De inrichting heeft dan ook verzuimd om drie keer (van 28 juli 2007 tot 2 augustus 2007) tot verlenging te beslissen, klager daarover te horen en een schriftelijke mededeling
daarvan uit te reiken. De beroepscommissie stelt daarvoor een tegemoetkoming vast van (drie maal drie keer € 10,=) € 90,=.

Ten aanzien van de inhoudelijke gronden wordt het volgende overwogen.

Vast staat dat de inrichting de bestreden beslissingen heeft opgelegd omdat klager volgens de inrichting groepsgenoten op school en in de groep onder druk zet, pest en bedreigend op hen overkomt dan wel hen heeft bedreigd, wat door de inrichting als
delictgerelateerd gedrag wordt gezien. Klager bestrijdt voormelde gedragingen en heeft ter ondersteuning daarvan schriftelijke verklaringen van groepsgenoten overgelegd, waarin wordt aangegeven dat zij niet door klager zijn bedreigd. De inrichting
heeft
daartegenover uitsluitend een achteraf, op 31 augustus 2007 opgesteld schrijven van [A] van de inrichting overgelegd, waarin gedragingen van klager worden beschreven, waaronder het onder druk zetten van de groepsgenoten om hun eerdere verklaringen over
klager af te zwakken in de genoemde schriftelijke verklaringen. Klager bestrijdt de inhoud van dat schrijven. De inrichting heeft geen andere, relevante stukken overgelegd.
Ter zitting van de beroepscommissie is namens klager voorts een e-mailbericht van de coördinator van de school van de inrichting overgelegd, waarin staat vermeld dat klager op school en tijdens de lessen niet agressief en gewelddadig is.
Vast staat ook dat klager eerder slachtoffer is geweest van geweld van een groepsgenoot en daarbij een kaakfractuur heeft opgelopen.
Voor de beroepscommissie is onduidelijk wat er zich allemaal op klagers groep heeft afgespeeld. De beroepscommissie is in het licht van het vorenstaande van oordeel dat van de inrichting in kwesties als deze meer zorgvuldigheid mag worden verwacht dan
tot op heden door haar is betracht. Zo is niet gebleken dat voldoende onderzoek is verricht naar de feiten en omstandigheden om de ingrijpende beslissingen, zoals ten aanzien van klager genomen, waaronder verlofintrekking, te rechtvaardigen. De
inrichting had op zijn minst de beweringen van de betreffende jeugdigen op schrift moeten verzamelen. Deze stukken hadden aan klager, zijn raadsvrouw, de beklagrechter en de beroepscommissie overgelegd moeten worden, tezamen met verslagen van eventuele
besprekingen in de inrichting. Juist waar klager zo uitdrukkelijk de beweerde gedragingen ontkent, is het aan de inrichting om haar standpunt met stukken te onderbouwen. Onzorgvuldig is eveneens dat de vertegenwoordiger van de directeur ter zitting van
de beklagrechter na die zitting een brief aan de beklagrechter heeft gezonden en daarvan niet een kopie aan klager en zijn raadsvrouw heeft gezonden. In die brief geeft deze namelijk aan dat naar zijn mening de door klager overgelegde schriftelijke
verklaringen van de groepsgenoten zonder kennis/tussenkomst van de groepsleiding tot stand zijn gekomen en dat dit naar zijn mening beslist een voortzetting betreft van het dreigen en intimideren door klager.
Voorts had de inrichting in beroep niet mogen volstaan met het enkele verwijzen naar het bij de beklagrechter ingenomen standpunt en de inhoud van het schrijven van 31 augustus 2007 van [A] , maar ter zitting van de beroepscommissie moeten verschijnen
om eventuele onduidelijkheden voor de beroepscommissie weg te nemen, vragen te beantwoorden en te reageren op hetgeen door en namens klager ter zitting naar voren wordt gebracht.
Onder al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager de door de inrichting genoemde (delictgerelateerde) gedragingen heeft vertoond en dat de directeur op grond daarvan in redelijkheid de
bestreden
beslissingen heeft mogen nemen.
Daarbij weegt voor de beroepscommissie zwaar dat de beslissing tot intrekking van het verlof in de eindfase van de behandeling van klager mogelijk onherstelbare schade heeft veroorzaakt in het resocialisatieproces althans een enorme vertraging.

Het beroep zal derhalve ook op inhoudelijke gronden gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie stelt de tegemoetkoming vast op € 150,=.

Uit het namens klager ter zitting overgelegde verslag jeugdbespreking van 4 december 2007 begrijpt de beroepscommissie dat een aanvraag voor een machtiging voor het verlenen van onbegeleid verlof bij het ministerie van Justitie is ingediend en dat
vanuit de inrichting in januari 2008 overleg met dit ministerie wordt verwacht. De beroepscommissie hecht eraan op te merken dat dit verlof zo spoedig mogelijk na het verkrijgen van de gevraagde machtiging in gang gezet dient te worden, gezien het doel
van de opgelegde pij-maatregel en de omstandigheid dat klagers pij-maatregel al omstreeks juni 2008 afloopt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op zowel formele als inhoudelijke gronden gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van
€ 350,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, dr. M. Smit en mr. R. van de Water, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven