Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19543/GB, 24 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19543/GB

           

Betreft [klager]

Datum 24 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 december 2020 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Roermond.

 

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 14 januari 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

 

Klagers raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is niet geïnformeerd over de overplaatsing of het voornemen daartoe. Hij werd compleet overvallen door de overplaatsing. De communicatie vanuit de inrichting is tekortgeschoten. Dit geldt ook voor de periode voorafgaand aan de overplaatsing. Klager heeft nooit zijn wensen met betrekking tot een overplaatsing kunnen uitspreken. Er is niet onderzocht wat klagers wensen zijn en of er ook andere opties zijn dan plaatsing in een aanpalend arrondissement. Ook is niet gekeken naar klagers detentieverleden. Er wordt over klager gesproken in plaats van met hem. In de beslissing op bezwaar en het selectieadvies is het recente detentieverloop benoemd, maar wel slechts vanuit één kant. Wat klager heeft meegemaakt en heeft benoemd richting zijn casemanager in het verleden is niet benoemd. Uit een advies wat betreft promoveren en degraderen blijkt dat klager op vele disciplines ‘groen’ gedrag vertoonde en voor zover sprake was van negatief gedrag dit ‘oranje’ gedrag betrof. Dit is geenszins betrokken bij de beoordeling.

 

Klager heeft enige tijd in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) doorgebracht. Hij heeft daar te lang verbleven en dat lag niet aan zijn gedrag.  Klager heeft voor de beslissing middels de inrichtingspsycholoog kenbaar gemaakt graag in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te worden geplaatst. Er is sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en hij wenst hiervoor graag therapie te volgen. Klagers eigen stuk en eigen wensen zijn echter uit het verzoek gehaald en hij is slechts geplaatst in verband met de behandeling voor agressieregulatie. Klager heeft getracht tot overeenstemming te komen met de behandelaars; klager wil zijn medewerking wel verlenen, maar wordt niet gehoord in de door hem aangegeven (en eerder geconstateerde) problematiek. Klager heeft voorts zelf verzocht om naar een reguliere afdeling geplaatst te worden (anders dan in de beslissing is vermeld) en is teruggeplaatst naar deze afdeling.

 

Tevens wordt gesproken over afzondering en het negeren van personeelsleden. Hierover is meerdere malen gesproken met de Commissie van Toezicht (CvT) en met de andere medewerkers van de inrichting. Klager heeft in die gesprekken kenbaar gemaakt dat hij rust zocht en dat hij zich terugtrok, zodat hij die rust kon bewaren. Er zijn meerdere dingen gebeurd op de afdeling waardoor klager zich benadeeld en niet gehoord voelde. Klager heeft meerdere malen bespreekbaar willen maken dat hij wilde worden overgeplaatst naar een andere afdeling waar langgestraften zitten. Klager is veroordeeld tot een langere gevangenisstraf en heeft behoefte aan rust. Op zijn eigen afdeling zitten vooral mensen met korte straffen, waardoor het verloop groot is. Dit komt de rust op de afdeling niet ten goede. Klager heeft ook verzocht om een andere casemanager, omdat het contact niet lekker verliep. Klager wilde graag een frisse start voor beide partijen. Dit is tevens besproken bij de CvT, waarbij de directie kenbaar maakte hiernaar te kijken. Hier is echter niets mee gedaan.

 

Er wordt gesproken over een tweetal incidenten. Klager is niet fysiek agressief geweest en waar hij een reactie heeft gegeven richting medegedetineerden, is dit juist gebeurd om de orde en veiligheid op de afdeling te bewaren. Ook wordt gesproken over een steeds meer geïrriteerde indruk. Het wordt klager verweten dat hij geen goedemorgen tegen eenieder zegt. Dit is echter een eenzijdig beeld. Klager kan op andere afdelingen en met andere disciplines op een hele normale manier communiceren. Klager voelde zich gepest, wat ervoor zorgde dat hij zich verder ging afzonderen. Daarnaast is het bevreemdend dat wordt gezegd dat ‘het inmiddels zo ver is’ dat men klager niet meer durft te corrigeren en geen rapporten durft te geven omdat men bang is voor geweld. Klager is sinds zijn verblijf in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught niet fysiek gewelddadig geweest.

 

De angst lijkt groter dan het probleem. Het bevreemdt dat er niet met klager gesproken wordt over bijzonderheden, juist binnen een inrichting waar afdelingen zijn waar het personeel klager goed kent en er meerdere psychologen zijn die hun steentje kunnen bijdragen. De stelling dat de veiligheid van het personeel in het geding is en dat dit een reden zou moeten zijn voor overplaatsing, kan niet door de argumenten gedragen worden; er zijn geen objectieve situaties te benoemen waarin dit zo is of is geweest. De negatievere spiraal in contactmomenten is voor een groot deel ook te wijten aan de wijze waarop klager benaderd wordt en niet gehoord wordt. Namens klager wordt uitdrukkelijk verzocht hem te doen horen.

 

Standpunt van verweerder

Er zijn voldoende aanknopingspunten waardoor een overplaatsing in het kader van de orde, rust en veiligheid in de PI gerechtvaardigd was. De plaatsing in de PI Roermond is dan ook niet onredelijk. Gelet op het dossier hebben zich in aanloop naar klagers overplaatsing meerdere incidenten voorgedaan. In zoverre zou klager dan ook niet overvallen hoeven te zijn door deze beslissing. Voorts is een overplaatsing in het kader van de orde, rust en veiligheid altijd een spoedoverplaatsing. In dergelijke gevallen wordt geen rekening gehouden met de voorkeuren van de betreffende gedetineerde. Daarnaast zit in het dossier geen onderbouwd verzoek met klagers wensen tot overplaatsing. Klager kan dit met zijn casemanager bespreken. Conform de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is klager overgeplaatst naar de PI Roermond, die gelegen is in een aanpalend arrondissement.

 

Klager heeft aangegeven graag behandeling voor zijn PTSS te krijgen en hiervoor te willen worden geplaatst in een PPC. Een PPC-plaatsing is niet mogelijk als er geen PPC-indicatie wordt afgegeven. De inrichtingspsycholoog ziet geen aanleiding om klager in een PPC te plaatsen.

 

Klager heeft kenbaar gemaakt dat hij rust zocht en dat hij zich terugtrok, zodat hij die rust kon bewaren. Het negeren van personeel, hen boos aankijken en naast de voeten spugen, is niet direct een uiting van rust zoeken, maar kan worden gekwalificeerd als provocerend gedrag. Voor zover klager aangeeft niet agressief te zijn geweest, verwijst verweerder naar de beslissing op bezwaar, waarin alles uiteengezet is. Op grond hiervan is wel degelijk te zien dat er gevaar was voor zowel personeel als medegedetineerden op de afdeling waar klager verbleef. Ten aanzien van de suggestie van klagers raadsvrouw, dat een eenzijdig beeld van klager wordt geschetst, merkt verweerder op dat een objectieve opsomming van de feiten helaas een redelijk eenzijdig beeld oplevert, te weten dat van een agressieve, onvoorspelbare en onhandelbare gedetineerde.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Vught. Op 18 december 2020 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Roermond, omdat er sprake was van een onwerkbare situatie voor personeelsleden.

 

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Klager verbleef in het arrondissement van vestiging en verblijft nu, na zijn overplaatsing, in een aanpalend arrondissement.

 

Uit het dossier komen de volgende feiten en omstandigheden naar voren. De directeur van de PI Vught heeft verzocht klager horizontaal over te plaatsen naar een andere PI. Uit het selectieadvies van 17 december 2020 blijkt dat het gedrag van klager vanaf half augustus 2020 veranderde. Klager zonderde zich af en negeerde enkele personeelsleden. In gesprek hierover reageerde klager kortaf en gaf hij geen openheid. Klager beschuldigde personeelsleden van discriminatie en hij trapte tegen de deur. Op 18 augustus 2020 heeft klager een medegedetineerde een duw op zijn keel gegeven. Op 23 augustus 2020 heeft klager een medegedetineerde bij zijn keel gepakt na een discussie. Hiervoor is aan klager een disciplinaire straf opgelegd. Vanaf dat moment blijft klager volharden in het negeren van personeelsleden en gaat hij veel in discussie. Ook zijn er verbale conflicten met medegedetineerden.

 

Er zijn vele situaties geweest waarvoor klager (volgens de directeur) een rapport had kunnen krijgen, maar dit werd nagelaten in de hoop op een positieve wending bij klager. Inmiddels durft het personeel klager echter niet meer te corrigeren en ook geen rapporten meer te geven uit angst voor geweld, zo staat in het selectieadvies. Er was volgens de directeur een onwerkbare situatie ontstaan en de veiligheid was ernstig in het geding. Anders dan aangevoerd door klagers raadsvrouw, blijkt uit het selectieadvies dat meerdere malen getracht is met klager in gesprek te gaan. Deze gesprekken leverden echter niet het gewenste resultaat op.

 

De beroepscommissie overweegt nog dat het niet onredelijk is dat klager zijn wensen met betrekking tot een overplaatsing niet kenbaar heeft kunnen maken, nu verweerder klager met enige spoed moest overplaatsen.

 

Gelet op bovengenoemde omstandigheden, in samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 24 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven