Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22612/STA, 6 augustus 2021, schorsing
Uitspraakdatum:06-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22612/STA

              

Betreft [verzoeker]

Datum 6 augustus 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 28 juli 2021 een telefoonmaatregel aan verzoeker opgelegd.

Verzoekers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van het hoofd van de instelling op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift dat als bijlage bij het verzoek is gevoegd.

 

2. De standpunten

Standpunt van verzoeker

Verzoeker wordt telefonisch contact geweigerd, wat een inbreuk op zijn privacy als bedoeld in artikel 8 EVRM oplevert daar hij niet met zijn familie en kennissen kan bellen. De opgelegde telefoonmaatregel is niet langer noodzakelijk omdat verzoeker heeft voldaan aan de voorwaarden voor opheffing van de maatregel, namelijk dat verzoekers contacten gescreend moesten worden en hij openheid van zaken zou geven.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Volgens artikel 11.9 van de huisregels dienen netwerkleden te worden gescreend voordat telefonisch contact mogelijk is.

Op 28 juli 2021 bleek dat verzoeker diverse keren heeft getelefoneerd met een niet gescreend contact, namelijk een medewerkster van de instelling. Er is meerdere keren geprobeerd in gesprek met verzoeker daarover duidelijkheid te krijgen. Verzoeker heeft daarover verschillende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Teneinde de orde en veiligheid in de instelling te kunnen handhaven is op 28 juli 2021 besloten om toezicht te houden op verzoekers telefonische contacten. Zo kan meer inzicht worden verkregen in zijn belcontacten en kan worden voorkomen dat hij contact opneemt met de desbetreffende medewerkster en/of andere niet gescreende personen. Conform de wet is verzoeker de toezichtmaatregel tevoren mondeling meegedeeld.

Op 29 en 30 juli 2021 doet verzoeker zorgwekkende uitspraken dat als hij erachter komt wie geklikt heeft dat diegene dat wel zal merken en dat hij overweegt een incident te veroorzaken om weg te komen uit de instelling. In de avond van 30 juli 2021 belt hij met gescreende netwerkcontacten en geeft hij telkens aan dat ze moeten opletten wat ze zeggen omdat er wordt meegeluisterd.

Op 31 juli 2021 geeft verzoeker tijdens het onder toezicht telefoneren met zijn vader aan dat hij de neiging heeft om iets doms te gaan doen zodat hij naar de gevangenis kan waar hij de hele dag kan bellen en dat hij degene die geklikt heeft zal neersteken.

In de dagen daarna geeft verzoeker weinig openheid. Tot op heden heeft het behandelteam nog veel vragen over het contact tussen verzoeker en het niet gescreende netwerkcontact. Verzoeker is veelvuldig dreigend en stelt veel in het werk om, mogelijk via zijn gescreende contacten, alsnog met de niet gescreende persoon in contact te treden. Het is daarom noodzakelijk om de toezichtmaatregel te laten voortduren.

 

3. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van het hoofd van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

Voor zover het verzoek is gericht tegen de weigering van telefonisch contact met een niet gescreend persoon, heeft verzoeker geen belang bij een toewijzing van het verzoek, omdat dat niet kan leiden tot het beoogde resultaat. Daarvoor zou een nieuwe beslissing genomen moeten worden en de voorzitter is niet bevoegd om het hoofd van de instelling op te dragen een nieuwe beslissing te nemen of om te bepalen dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt (zoals bedoeld in artikel 66, derde lid, onder a. en b., van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, hierna Bvt). Nu verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing, zal de voorzitter het verzoek in zoverre afwijzen.

Voor zover het verzoek betrekking heeft op de beslissing tot het houden van toezicht op telefonisch contact met verzoekers gescreende netwerkleden, is de beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aan te merken als een - met het oog op handhaven van de orde en veiligheid in de instelling - gerechtvaardigde inbreuk op zijn recht op privacy op de grondslag van artikel 38, tweede lid, Bvt in verbinding met artikel 35, derde lid, onder b, Bvt. In dit verband is van belang dat verzoeker volgens de instelling mogelijk via gescreende netwerkleden alsnog contact probeert te leggen met de niet gescreende persoon die medewerkster van de instelling is. Verzoeker voldoet anders dan namens hem is gesteld, volgens de instelling tot op heden niet aan voorwaarden voor opheffing van de maatregel.

Nu de beslissing van het hoofd van de instelling tot het opleggen en laten voortduren van de toezichtmaatregel niet op voorhand als in strijd met de wet of onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal de voorzitter het verzoek ook in zoverre afwijzen.

 

4. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 6 augustus 2021 gegeven door mr. R.M. Maanicus, voorzitter, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven