Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7074/GA, 17 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/7074/GA

              

Betreft [klager]

Datum 17 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen – zoals door klager in beroep geformuleerd – de schending van de zorgplicht van de directeur in het kader van de getroffen coronamaatregelen en de daarmee ontstane rechtsongelijkheid.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 8 mei 2020 het beklag – zoals door de beklagrechter begrepen – ten aanzien van de omstandigheid dat (a.) de arbeid is gesloten en (b.) het dagprogramma is geminimaliseerd ongegrond verklaard, en klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag ten aanzien van (c.) de omstandigheid dat de ringen van elkaar zijn geïsoleerd vanwege het gevaar voor verspreiding van het coronavirus (PL-2020-359). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Lelystad, gehoord op de zitting van 21 oktober 2020 in de PI Lelystad. Als secretaris was ter zitting aanwezig […], secretaris bij het secretariaat van de Raad. Klager, die ten tijde van voornoemde zitting in de PI Lelystad verbleef, heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op deze zitting te worden gehoord.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat de beklagrechter het klaagschrift verkeerd heeft geïnterpreteerd. Het klaagschrift ziet op de door de directeur getroffen coronamaatregelen die niet voor alle vier de leefafdelingen golden. Hierdoor is discriminatie dan wel rechtsongelijkheid ontstaan en zijn gedetineerden onnodig in gevaar gebracht aangezien kruisbestuiving had kunnen plaatsvinden. Hoewel de directeur volgens klager beter helemaal geen gedetineerden had kunnen inzetten voor het verrichten van het noodzakelijke werk in de inrichtingswinkel, kan klager begrijpen dat vanuit de gedachte om het besmettingsgevaar zo klein mogelijk te houden daarvoor slechts één afdeling wordt ingezet. Klager vindt het daarentegen niet logisch dat de directeur hiervoor de Extra Zorgvoorziening (EZV) van de E-afdeling heeft ingezet. Op deze afdeling verblijven de meest kwetsbare gedetineerden, de risicogroep bij uitstek. De winkelarbeiders van de E-afdeling kwamen niet alleen in contact met het personeel, maar ook met de mobiele reinigers die op dezelfde afdeling verblijven. Terwijl buiten de besmettingsaantallen opliepen, bewogen de mobiele reinigers zich onbeperkt van afdeling naar afdeling. Klager is meermaals op verschillende plekken met hun aanwezigheid geconfronteerd, waarbij zij minder dan anderhalve meter afstand hielden. Juist over deze mogelijke kruisbestuiving heeft klager zich beklaagd. Bovendien beschikt elke afdeling over eigen afdelingsreinigers.

In het kader van het tegengaan van mogelijk besmettingsgevaar in de inrichting had de directeur besloten de twee lagen op één afdeling op geen enkele wijze meer met elkaar te laten mixen. Alle gedetineerden moesten op hun eigen afdeling blijven en moesten gescheiden luchten. Echter, wat voor de één geldt, moet ook voor de ander gelden. Deze regels golden dus niet voor de gedetineerden op de E-afdeling. Klager stelt dat door het feit dat de E-afdeling onbeperkt kon doorleven en bewegen tijdens de ernstigste coronadagen, een onwenselijke rechtsongelijkheid dan wel discriminatie naar hem toe is ontstaan. Volgens klager is de directeur dan ook tekortgeschoten in diens zorgplicht door zowel de gedetineerden van de E-afdeling in te zetten in de inrichtingswinkel als zich over de andere afdelingen te laten bewegen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur geeft aan dat de E-afdeling bestaat uit de EZV en een regulier gedeelte. Aan klager is uitgelegd dat de gedetineerden die op de EZV verblijven, niet extra ziek worden van het coronavirus. Daarnaast geeft de directeur aan dat de inrichtingswinkel in de PI Lelystad ook vier andere inrichtingen bedient. In deze inrichtingswinkel wordt gewerkt met een kassasysteem waarop alleen de E-afdeling is ingewerkt. Aangezien de gedetineerden op de E-afdeling de enigen zijn die kennis hebben van dat kassasysteem, is besloten hen te laten werken in de winkel. Indien hiertoe niet was besloten, had niet kunnen worden geleverd aan 800 gedetineerden. Verder geeft de directeur aan dat een ander deel van de gedetineerden op de E-afdeling zorgt voor professionele mobiele reiniging. Zij hebben diploma’s voor industrieel schoonmaken. Er is besloten deze professionele reinigers tijdelijk in te zetten voor het schoonmaken van de andere afdelingen, totdat de reinigers op deze afdelingen ook waren ingewerkt. De directeur geeft aan dat daarna de reinigers op de eigen afdelingen het schoonmaken weer hebben overgenomen.

In de winkel waren vijftien gedetineerden werkzaam die werden aangevuld met arbeidsmedewerkers. Van de E-afdeling verzorgden tien om tien gedetineerden de schoonmaak en vijftien om vijftien werkten in de winkel. Door middel van nieuwsbrieven en overleg met de gedetineerdencommissies is het voorgaande met de gedetineerden in de PI gecommuniceerd.

 

3. De beoordeling

De beklagrechter heeft het beklag opgevat als gericht tegen de omstandigheid dat de arbeid is gesloten, het dagprogramma is geminimaliseerd en de ringen van elkaar zijn geïsoleerd vanwege het gevaar op verspreiding van het coronavirus. Het beklag ziet echter op de schending van de zorgplicht van de directeur in het kader van de getroffen coronamaatregelen en de daarmee ontstane rechtsongelijkheid. Nu de beklagrechter hier niet op heeft beslist, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en vanwege proceseconomische redenen het beklag zelf in eerste en hoogste instantie afdoen.

De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken is gebleken dat het noodzakelijk was de inrichtingswinkel te bemannen en de afdelingen van de PI professioneel te reinigen. Voor zowel de bemanning van de inrichtingswinkel als het professioneel reinigen van de afdelingen gold dat dit alleen kon worden uitgevoerd door de gedetineerden van de E-afdeling. Voor zover de gedetineerden van de E-afdeling als reinigers tijdelijk ook op andere afdelingen kwamen, overweegt de beroepscommissie dat dit noodzakelijk was om de betreffende afdelingsreinigers op te leiden en in te werken op het gebied van professioneel reinigen. Daarna was het niet meer noodzakelijk voor de reinigers van de E-afdeling om zich naar andere afdelingen te begeven. De directeur heeft hiertoe besloten om het besmettingsgevaar met het coronavirus zo klein mogelijk te houden. Het professioneel reinigen draagt bij aan een optimale hygiëne ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken van rechtsongelijkheid dan wel discriminatie van klager ten opzichte van de gedetineerden van de E-afdeling. Ook kan het handelen van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt en heeft de directeur diens zorgplicht jegens klager niet geschonden nu niet is gebleken dat klager door de getroffen coronamaatregelen extra gezondheidsrisico’s heeft gelopen. Gelet hierop zal het beklag ongegrond worden verklaard. 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door

mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

    

 

Naar boven