Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22304/SGB, 16 juli 2021, schorsing
Uitspraakdatum:16-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22304/SGB

         

Betreft verzoeker

Datum 16 juli 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 5 juli 2021 verzoeker opgeroepen om zich op 19 juli 2021 te melden in de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo.

 

Verzoeker heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 16 juli 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

 

Verzoekers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van verweerder op het schorsingsverzoek en van het beroepschrift (21/22303/GB).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

Op 23 juni 2021 is klager voor het eerst opgeroepen zich op 2 juli 2021 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van 60 dagen gevangenisstraf. Uit het verzoekschrift volgt dat namens verzoeker om uitstel is verzocht, omdat verzoeker zich vanwege corona gerelateerde klachten niet kon melden. Door verweerder is verzoeker daarom op 5 juli 2021 opnieuw opgeroepen zich te melden op 19 juli 2021 in de PI Almelo. Namens verzoeker is op 8 juli 2021 bezwaar ingesteld tegen deze beslissing, omdat verzoeker niet eerder dan in januari 2022 een periode van 60 dagen verlof kan krijgen van zijn werk. Wanneer verzoeker de opgelegde gevangenisstraf nu op zo´n korte termijn dient te ondergaan, zal hij zeer waarschijnlijk zijn baan verliezen waardoor hij zijn betalingsverplichtingen, zoals de huur van zijn woning, de huur van zijn bedrijfspand - wat een woonlocatie betreft voor drie personen die intensieve begeleiding nodig hebben en waarvoor verzoeker persoonlijk begeleider is - en een betalingsregeling van het Centraal Justitieel Incasso Bureau, niet langer kan nakomen. Daarnaast zal verzoeker door een detentie op dit moment in de problemen komen met zijn studie bij de Open Universiteit. Verweerder heeft aangevoerd dat verzoeker sinds 27 januari 2021 bekend is met de opgelegde gevangenisstraf en met de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Verweerder stelt dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf voorrang heeft boven verzoekers persoonlijke belangen en dat verzoeker zelf debet is aan het feit dat hij geen waarneming op zijn werk of opbouw van een financiële buffer heeft geregeld.

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregel tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen.

 

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is sprake van een spoedeisend belang om de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing te schorsen. De voorzitter overweegt hiertoe dat uit de stukken naar voren komt dat verzoeker persoonlijk begeleider is voor drie personen die intensieve begeleiding nodig hebben en dat vervanging voor verzoeker niet spoedig - althans niet voor 19 juli 2021 en niet voor de duur van 60 dagen - beschikbaar is. Verzoeker huurt tevens de woonlocatie voor deze drie personen. Uitstel van de detentie stelt verzoeker in staat om een geschikte interim bedrijfsvoerder voor de woonlocatie te zoeken en om een financiële buffer op te bouwen, om grote (financiële) gevolgen van een detentie te kunnen ondervangen. Gelet op al het voorgaande, en nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, prevaleert verzoekers persoonlijke belang op dit moment boven de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf. De voorzitter neemt tevens in aanmerking dat het de voorzitter ambtshalve bekend is dat het beroepsdossier feitelijk compleet is en dat de beroepscommissie op korte termijn - maar niet vóór de melddatum van 19 juli 2021 - uitspraak zal doen op het beroep.

 

Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beroepscommissie op het onderliggende beroep heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van verweerder met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beroepscommissie op het onderliggende beroep heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 16 juli 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven