Nummer R-20/6714/TA
Betreft [klager]
Datum 18 mei 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager).
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de voortzetting van zijn verblijf op een afdeling voor zeer intensieve specialistische zorg (ZISZ). Klager heeft tevens verzocht om overplaatsing naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal.
De beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op
15 april 2020 het beklag ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot overplaatsing (Me 2020-49). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft in aanvulling op hetgeen hij in zijn klaagschrift naar voren heeft gebracht, te kennen gegeven dat hij zich niet herkent in de door de instelling beschreven gedragingen/uitlatingen. De instelling heeft onvoldoende gekeken naar de positieve groei van klager en onvoldoende rekening gehouden met de ingrijpende gevolgen van de voortzetting van het verblijf van klager op een ZISZ-afdeling. Klager stelt zich verder op het standpunt dat het aanvragen en toekennen van begeleid verlof niet samen kan gaan met een plaatsing op een ZISZ-afdeling. Het feit dat enkel begeleid verlof op gegronde redenen is aangevraagd staat haaks op de beeldvorming die door de instelling is geschetst. De instelling heeft de beslissing tot voortzetting van het verblijf van klager op een ZISZ-afdeling gebaseerd op gedateerde informatie. Klager is daarom van mening dat de beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Het hoofd van de instelling heeft geen nadere toelichting gegeven en heeft aangegeven te persisteren bij hetgeen reeds is ingebracht tijdens de beklagprocedure.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de klacht tegen de voortzetting van het verblijf van klager op een ZISZ-afdeling met ingang van 28 februari 2020 kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hierbij is nog het volgende in aanmerking genomen. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klagers voortgezet verblijf op de ZISZ-afdeling niet alleen is gegrond op de omstandigheid dat klager altijd een hoge mate van toezicht, begeleiding en structuur nodig zal hebben, maar met name ook de ernst van de problematiek en het risico op agressie hebben tot de toekenning van de EVBG-status geleid. Deze status had klager ten tijde van de bestreden beslissing nog steeds. De beroepscommissie is verder van oordeel dat het aanvragen van enkel begeleid verlof op zich wel verenigbaar is met een plaatsing op een ZISZ-afdeling, nu op grond van de stukken kan worden vastgesteld dat de hoge mate van beveiliging om de veiligheid tijdens verloven te waarborgen enkel vanuit een ZISZ-afdeling kan worden gegeven. Overigens is gebleken dat het enkel begeleide verlof ten tijde van de beklagprocedure niet is gestart. Dit omdat er onvoldoende draagkracht was bij het team om de verloven verantwoord vorm te geven nu klager zich niet door alle leden van het behandelteam voldoende liet aanspreken. Het risico is dan dat klager zich tijdens een dergelijk verlof niet aan afspraken houdt of op straat in conflict raakt en dan niet luistert naar de begeleiding. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Betreffende het verzoek van klager om overgeplaatst te worden naar De Kijvelanden is de beroepscommissie van oordeel dat zij op grond van de Bvt niet bevoegd is hierover een beslissing te nemen. Zoals ook door de beklagrechter en de schorsingsvoorzitter is geoordeeld, dient klager een dergelijk verzoek te bespreken met zijn behandelaar of te richten aan de Minister van Rechtsbescherming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Deze uitspraak is op 18 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter