Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6970/GA, 23 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/6970/GA

    

           

Betreft [klaagster]

Datum 23 juni 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

Klaagster heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat op de afstandsverklaring voor de zitting van 17 februari 2020 ten onrechte is vermeld dat zij deze zitting niet wil bijwonen en deze verklaring niet wenst te tekenen.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 12 mei 2020 klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag (ZI 2020-429). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klaagsters raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Klaagster is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag, op de grond dat  zij kennelijk omstreeks 17 februari 2020 al bekend zou zijn geraakt met de zitting bij de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, waar de afstandsverklaring op ziet. Klaagster heeft na ontvangst van de beschikking op 3 april 2020 het klaagschrift opgesteld en aan de beklagcommissie toegezonden. In elk geval is het klaagschrift op 12 april 2020 verzonden. Indien sprake is van een termijnoverschrijding, is deze gering en verschoonbaar. Bovendien gaat het in dit geval om handelen van het inrichtingspersoneel in het kader van de taakuitoefening, en niet puur feitelijk handelen, zodat klaagster hierover kan klagen. Verzocht wordt om de beslissing van de beklagcommissie in zoverre te vernietigen en klaagster alsnog ontvankelijk te verklaren in haar beklag.

Inhoudelijk stelt klaagster dat twee p.i.w.-ers ten onrechte op de betreffende afstandsverklaring hebben ingevuld “wil de zitting niet bijwonen” en “betrokkene weigert te tekenen”.  Uit de beschikking van de rechtbank van 9 maart 2020 kan worden afgeleid dat de rechtbank ervan is uitgegaan dat wat op de afstandsverklaring is vermeld, juist is. Opvallend is dat de directeur in zijn reactie op het klaagschrift hierover heeft aangegeven dat de inrichtingswerkers niets op de verklaring hebben geschreven. Dat lijkt in het geval van klaagster anders te zijn. De betreffende afstandsverklaring is pas op een later moment boven tafel gekomen. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid in beklag

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet wordt het klaagschrift uiterlijk ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij of zij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

De beklagrechter heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag, nu haar klaagschrift op 14 april 2020 is ontvangen terwijl de door haar betwiste afstandsverklaring ziet op een zitting van 17 februari 2020 en niet is gebleken van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Uit klaagsters klaagschrift van 3 april 2020 en haar ongedateerde schrijven, als bijlage gevoegd bij het beroepschrift van de raadsman, volgt dat zij via de deurwaarder in kennis is gesteld van de beschikking van de Rechtbank Overijssel. Hierin is opgenomen dat klaagster weigerde de afstandsverklaring te ondertekenen en dat zij de zitting niet wenste bij te wonen. Nu klaagster op 3 april 2020 op de hoogte is geraakt van de inhoud van de afstandsverklaring, had zij tot en met 10 april 2020 de gelegenheid om hierover in beklag te gaan. Uit de e-mailbevestiging, eveneens als bijlage gevoegd bij het beroepschrift van de raadsman, volgt echter dat het klaagschrift van klaagster op 12 april 2020 aan de Commissie van Toezicht van PI Zwolle is toegezonden. Klaagster heeft daarmee haar klacht te laat ingediend. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd is niet gebleken van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen, met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 23 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door

mr. D.L. van Lijf, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven