Onderwerp: Bezoek-historie

Wet natuurbescherming; vergunning; invangen en opkweken van mosselen in een gecombineerde MZI en hangcultuur op de percelen Slaak 3 en 8 Oosterschelde
Geldigheid:01-01-2021 t/m 30-11-2023Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 30 september 2020 heeft u namens mosselkweek Slaak B.V. een vergunning aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het invangen en opkweken van mosselen in een gecombineerde mosselzaadinvanginstallatie (hierna: MZI) en mosselhangcultuur (hierna: MHC) op de percelen Slaak 3 en 8 in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Per e-mail van 9 oktober heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het project betreft het invangen en opkweken van mosselzaad op de percelen Slaak 3 en 8 in de Oosterschelde. Bij dit project worden er kweekinstallaties gebruikt, namelijk de MHC en de MZI voor het invangen en opkweken van de mosselen. Ook worden de mosselen geoogst voor consumptie. De voorgenomen activiteiten worden tot 30 november 2023 uitgevoerd.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, onder k, sub 2 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde significant gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.

1.4. Beoordeling van projecten

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als één project, omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Op de locaties Slaak 3 en 8 is er geen sprake van wijzigingen in de activiteiten die daar al plaatsvinden. De bij de aanvraag gevoegde PB is tevens geactualiseerd.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB.

1.5. Beleid

Beleidsbesluit Schelpdiervisserij

Bij besluit van 1 oktober 2004 is het 'Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020: Ruimte voor een zilte oogst' vastgesteld. In dit beleidsbesluit staan geen specifieke aanwijzingen die voor de onderhavige vergunningverlening relevant zijn.

Beleidsnota 'Beleid voor mosselzaadinvanginstallaties periode 2015-2018'

Het vigerende MZI-beleid 2015-2018 zou in 2018 geëvalueerd worden, zodat vanaf 2019 nieuw MZI-beleid van kracht zou zijn. Deze evaluatie blijkt echter aanzienlijk meer tijd nodig te hebben. Als gevolg daarvan is het vigerende MZI-beleid in 2018 en opvolgend in 2019 verlengd met telkens één jaar. De gestarte evaluatie zal in de loop van 2020 worden afgerond. De resultaten van deze evaluatie zullen worden betrokken bij de vaststelling van het nieuwe MZI-beleid voor de periode vanaf 2021.

De gecombineerde MZI/MHC op de percelen in het Slaak maken geen onderdeel uit van de voor MZI's aangewezen vakken in de Oosterschelde. De genoemde evaluatie van het MZI-beleid heeft daarmee geen betrekking op deze locaties.

Beheerplan Natura 2000 Deltawateren Oosterschelde 2016-2022

In het beheerplan is het volgende opgenomen ten aanzien van MZI's:

De volgende vergunningplichtige activiteiten blijven afzonderlijk Nb-wetvergunningplichtig: plaatsen en onderhouden mosselzaadinvanginstallatie.

Oosterscheldevisie 2018-2024

De Oosterscheldevisie van de Provincie Zeeland (in samenwerking met diverse gemeenten, Waterschap Scheldestromen en RWS) biedt beleidsmatige ruimte voor experimenten met offbottom oesterkweek.

De visie stelt:

de schelpdiersector streeft niet naar meer areaal, maar naar een beter gebruik van het areaal. Zij wil vanuit het bestaande areaal de opbrengst en de kwaliteit van het product optimaliseren.

Het schelpdierbestand in de Oosterschelde wordt gevormd door wilde oesters, gekweekte oesters, kokkels, gekweekte mosselen, mesheften en 'overig'. De schelpdiersector streeft naar optimalisatie van de opbrengst; hogere aantallen en een toename van het (vlees) gewicht.

Economische agenda Provincie Zeeland

De provincie Zeeland heeft een Economische Agenda 2017-2021 opgesteld. Hierin wordt speciaal aandacht besteed aan aquacultuur en visserij in het algemeen en oesterkweek in het bijzonder.

Uit de Economische Agenda:

Ons beleid richt zich op de volle breedte van de sector zoals de zeevisserij, de schaal- en schelpdiersector en de binnenvisserij. In de schaal- en schelpdiersector hebben de verbetering van de collectieve infrastructuur en kennisontwikkeling prioriteit. De continuïteit van de sector is daarbij het uitgangspunt. Deze agenda draagt bij aan de toekomstbestendigheid van deze sector.

Met het bedrijfsleven en betrokken overheden verbeteren we de collectieve infrastructuur en kennisontwikkeling in de schaal- en schelpdiersector en wij ondersteunen kansrijke innovaties die kunnen leiden tot nieuwe bedrijvigheid of een hogere toegevoegde waarde.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De kweek en daarmee samenhangende activiteiten vinden plaats in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Vervuiling/uitstoot/stikstofdepositie;

  • Effecten op het habitat: verandering dynamiek substraat, verstoring of

  • verlies aan habitat, verstoring of verlies aan draagkracht;

  • Effecten op soortensamenstelling

  • Effecten op populatiedynamiek

  • Verstoring (visueel, of door geluid of trillingen);

  • Effecten van verstoring op relevante vogels en op habitatsoorten.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

  • Habitattypen: H1160 (grote, ondiepe kreken en baaien).

  • Habitatrichtlijnsoorten: gewone-en grijze zeehond ,bruinvis en fint.

  • Vogelrichtlijnsoorten

  • Broedvogels: visdief, dwergstern, kluut en bontbekplevier.

  • Niet-Broedvogels: brilduiker, dodaars, fuut, grote stern, visdief. Noordse stern, dwergstern, meerkoet, middelste zaagbek, aalscholver, lepelaar, scholekster, kluut, bontbekplevier, strandplevier, goudplevier, zilverplevier, kanoet, drieteenstrandloper, bonte strandloper, wulp, rosse grutto, zwarte ruiter, tureluur, groenpootruiter en steenloper.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de activiteit op de genoemde habitattypen plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften (voorschriften 18 en 19).

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften (voorschriften 18 tot en met 23).

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

Broedvogels en niet-broedvogels

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde vogelrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften (voorschriften 18 tot en met 23).

2.3. Stikstofdepositie

Op 8 november 2020 heeft een berekening plaatsgevonden met AERIUS Calculator. Gebleken is dat de stikstofdepositie van de voorgenomen activiteit 0.00 mol N/ha/jr bedraagt. Effecten als gevolg van stikstofdepositie zijn uit te sluiten. De stikstofdepositie is hiermee niet vergunningplichtig.

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Omdat qua stikstofberekening er geen enkel effect verwacht wordt op de voor dit aspect relevante natuurwaarden behoeft geen cumulatie-toets in relatie tot stikstof te worden uitgevoerd. Ik concludeer voorts dat in de aangeleverde PB voor de overige relevante aspecten een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. Er worden geen cumulatieve effecten verwacht.

2.5. Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB en actualisatie daarvan, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Mosselkweek Slaak B.V. (hierna vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal 2 weken voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  8. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  9. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen 1 week bij het bevoegd gezag.

  11. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. De gecombineerde MZI en MHC met een maximale oppervlakte van 10,8 hectare, dient gelegen te zijn op de percelen Slaak 3 en 8 binnen de volgende coördinaten:

Slaak 3: Slaak 8:

04.08.425 OL 51.39.316 NB 04.10.450 OL 51.38.721 NB

04.08.413 OL 51.39.290 NB 04.10.378 OL 51.38.658 NB

04.09.034 OL 51.39.189 NB 04.10.207 OL 51.38.728 NB

04.09.019 OL 51.39.152 NB 04.10.252 OL 51.38.780 NB

04.09.313 OL 51.39.107 NB

04.09.332 OL 51.39.152 NB

04.09.199 OL 51.39.191 NB

  1. Bij het invangen van de mosselzaad boven de percelen 3 en 8 wordt er gebruik gemaakt van het 'Easyfarm-systeem'.

  2. Er wordt bij het opkweken van het mosselzaad gebruik gemaakt van een zogenaamd 'continuous long line'-systeem, bestaande uit drijvers, lijnen en paalankers. Een lijn bestaat uit boeien met ongeveer drie meter tussenruimte, waaraan aan beide zijden een nylon touw is bevestigd. Tussen iedere boei hangen touwen met 7 lussen en de lusdiepte varieert van drie tot vier meter.

  3. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd conform tabel 1 van de PB, waarbij er gebruik wordt gemaakt van het vaartuig YE82.

  4. De systemen en de diverse werkzaamheden dienen qua omvang en opzet geplaatst respectievelijk uitgevoerd te worden conform de aanvraag en passende beoordeling.

  5. Controle-, oogst- en onderhoudswerkzaamheden vallen binnen de werking van onderhavige vergunning.

  6. De systemen dienen deugdelijk van constructie te zijn: zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden. Losgelaten materiaal (zwerfvuil) moet traceerbaar zijn, dus gemerkt met visserijregistratietekens.

  7. Het is niet toegestaan afval in het gebied achter te laten. Restafval (bijv. losgesneden touw) dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.

  8. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt: groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 meter benaderd worden en zeehonden mogen niet dichter dan tot een afstand van 1200 meter benaderd worden.

  9. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan.

  10. Tijdens elk controlebezoek door of vanwege de vergunninghouder, dienen de gecombineerde MZI's en MHC's te worden gecontroleerd op vogel- en/of zeehondenslachtoffers. Ingeval van aantreffen van slachtoffers door of vanwege de vergunninghouder dient de vergunninghouder hiervan onverwijld schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) melding te doen aan het bevoegd gezag.

  11. Alle aan de gecombineerde MZI en MHC gerelateerde werkzaamheden dienen bij daglicht plaats te vinden.

  12. De gehele technische infrastructuur van de gecombineerde MZI en MHC, inclusief de paalankers, dient na het expireren van de looptijd van de onderhavige vergunning te worden verwijderd.

  13. Het moment van verwijdering van de gecombineerde MZI en MHC dient minimaal een werkdag van tevoren schriftelijk of per e-mail gemeld te worden aan het bevoegd gezag.

  14. Aan het geheel of gedeeltelijk slagen van deze activiteit kunnen geen rechten voor de toekomst worden ontleend met betrekking tot het op deze specifieke wijze in of nabij het Natura 2000-gebied Oosterschelde kweken van mosselen. Een eventueel vervolg van deze activiteit zal zelfstandig dienen te worden beoordeeld op grond van de Wnb.

Rapportage, monitoring

  1. Na afloop van de vergunde periode, doch uiterlijk 1 maart 2024 dient de vergunninghouder schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) aan het bevoegd gezag opgave te doen van het rendement van de gecombineerde MZI en MHC in relatie tot het rendement van bodemmosselen.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. Gevraagde informatie en documenten worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren respectievelijk medewerkers van het Team Natuurvergunningen getoond respectievelijk aangeleverd.

  4. De betrokken toezichthouders en medewerkers van het Team Natuurvergunningen mogen op elk moment in tijd ter verificatie van de vergunning inzage eisen in de black box rapportages van de (het) ingezette vaartuig(en); deze rapportages worden door de vergunninghouder aangeleverd c.q. ter raadpleging beschikbaar gesteld.

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig van 1 januari 2021 tot en met 30 november 2023 voor wat betreft het installeren, exploiteren, beheren/onderhouden en oogsten van de betreffende MZI's en MHC's. Voor wat betreft het aanwezig hebben en het verwijderen van de bijbehorende verankering is de onderhavige vergunning geldig tot 1 maart 2023. Voor wat betreft de voorschriften 25 t/m 28 is de onderhavige vergunning geldig tot en 1 maart 2023.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:


MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

BIJLAGEN:

  1. Passende beoordeling

  2. AERIUS-berekening

  3. Toelichting AERIUS-berekening

Naar boven