Nummer 21/20921/SGA
Betreft [Verzoeker]
Datum 22 april 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van […] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 8 april 2021 verzoekers verzoek om een ´second opinion´ van een orthopeed naar eigen keuze, afgewezen.
Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur, voor deze ingediend door de landsadvocaat [...] op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.
Namens verzoeker is bij de directeur een verzoek ingediend tot raadpleging van een arts naar zijn keuze, bij wijze van een ´second opinion´. Verzoeker kampt met pijnklachten aan zijn been en rug en hij stelt zich op het standpunt dat hij binnen de PI Vught geen passende zorg krijgt.
De directeur heeft dit verzoek afgewezen en heeft daartoe overwogen dat verzoeker sinds september 2020 geen contact meer heeft gehad met de medische dienst. Als verzoeker op dit moment (weer) (pijn)klachten ervaart, is het aangewezen dat hij zich eerst (opnieuw) tot de medische dienst wendt, voordat sprake kan zijn van een ´second opinion´ op grond van artikel 42, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), aldus de directeur.
Namens verzoeker is in het schorsingsverzoek aangevoerd dat de bestreden beslissing in strijd is met artikel 42, tweede lid, van de Pbw en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De bestreden beslissing is tevens onredelijk en onbillijk. Verzoeker heeft een spoedeisend belang.
Namens de directeur wordt primair aangevoerd dat de bestreden beslissing zich niet leent voor schorsing, nu met een schorsing niet bewerkstelligd kan worden dat verzoeker (alsnog) in staat gesteld kan worden een arts naar keuze te raadplegen. Subsidiair stelt de directeur zich op het standpunt dat de bestreden beslissing in redelijkheid en niet in strijd met een wettelijk voorschrift is genomen, gelet op het bepaalde in artikel 42, tweede lid, van de Pbw en het bepaalde in de huisregels van de Extra Beveiligde Inrichting, p. 27. Op grond van die bepalingen is de mogelijkheid tot het raadplegen van een arts beperkt tot het krijgen van een ´second opinion´, nu de verantwoordelijkheid van behandeling bij de inrichtingsarts ligt. De beslissing is ook niet in strijd met artikel 8 EVRM, aldus de directeur, omdat verzoeker hoe dan ook geen onbeperkt recht heeft op een vrije keuze van een arts.
De voorzitter overweegt dat de gedetineerde op grond van artikel 42, tweede lid, van de Pbw recht heeft op raadpleging - voor eigen rekening - van een arts van zijn keuze. De directeur stelt in overleg met de gekozen arts de plaats en het tijdstip van raadpleging vast. Uit de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II, 1994/95, 24263, nr. 3, p. 62) blijkt dat het recht op het raadplegen van een arts naar eigen keuze geldt voor gedetineerden in alle soorten inrichtingen en dat het recht zich niet beperkt tot het raadplegen van een huisarts, maar dat een medisch specialist ook mogelijk is. Noch uit de Pbw of de toelichting daarop blijkt dat bij het raadplegen van een arts naar eigen keuze sprake moet zijn van een ´second opinion´ of dat aan het raadplegen van een arts naar eigen keuze voorwaarden zijn of kunnen worden verbonden, anders dan dat de kosten voor rekening van de gedetineerde komen. Gelet op al het voorgaande acht de voorzitter de bestreden beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek toegewezen zal worden.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 22 april 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter