Nummer 21/20686/GV
Betreft [Klager]
Datum 22 april 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Op 26 januari 2021 heeft klagers raadsman, mr. W.H. Jebbink, de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught een verzoek tot strafonderbreking doen toekomen.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft niet beslist op klagers verzoek tot strafonderbreking.
Klagers raadsman heeft namens klager beroep ingesteld tegen de vermeende (fictieve) weigering van verweerder een beslissing te nemen op het verzoek om strafonderbreking.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager ondergaat sinds 18 november 2020 een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Deze wordt tenuitvoergelegd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de PI Vught. Klager heeft op 26 januari 2021 een verzoek tot strafonderbreking ingediend, omdat hij detentieongeschikt is. Verdere tenuitvoerlegging van de straf zal zijn gezondheid ernstig schaden en zijn leven in gevaar brengen. Tot op heden is er geen beslissing genomen, ondanks dat de raadsman op 18 maart 2021 heeft geïnformeerd naar de voortgang bij de directie van de PI. Het verzoek is dan ook dat er zo snel mogelijk op het verzoek wordt beslist.
Standpunt van verweerder
Het verzoek tot strafonderbreking heeft verweerder (nog) niet bereikt. Het verzoek is vermoedelijk ingediend bij de inrichting.
3. De beoordeling
Uit het verzoekschrift blijkt dat de raadsman het verzoek tot strafonderbreking heeft gericht aan de directeur van de PI Vught. In dit verzoekschrift staat opgenomen dat, hoewel het verzoek is gericht aan verweerder, de raadsman het verzoek uitsluitend aan de directeur doet toekomen ter verdere behandeling. Als reactie op het beroepschrift, stelt verweerder zich op het standpunt dat het verzoek verweerder (nog) niet heeft bereikt. De beroepscommissie heeft geen redenen om aan de juistheid van deze inlichtingen te twijfelen.
Nu het verzoek is gericht aan de directeur en de raadsman de directeur heeft verzocht dit verder af te handelen, kan het verweerder niet worden tegengeworpen dat het verzoek niet is ontvangen. Als de raadsman meent dat de directeur nalatig is geweest bij het doorzenden van het verzoek, kan hij namens klager en op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet een klacht indienen.
Nu niet is gebleken dat verweerder in verzuim is geweest, zal het beroep dan ook ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt ten overvloede nog wel op dat zij ervan uitgaat dat verweerder thans voortvarend op het verzoek zal beslissen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 22 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door
mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter