Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8696/JB, 22 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/8696/JB

    

           

Betreft [klager]

Datum 22 april 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De verweerder (hierna: verweerder) heeft op 25 september 2020 beslist klager over te plaatsen naar de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 26 november 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. M. Rotgans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw gehoord op de zitting van 31 maart 2021 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

Verweerder heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

Mevrouw mr. E.W. Bevaart, senior secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Naar aanleiding van een incident tussen klager en een medewerker is klager overgeplaatst naar de RJJI De Hartelborgt. Er ontbreekt een zorgvuldige belangenafweging aan de zijde van verweerder, omdat geen kennis is genomen van het verslag van het incident. Aan klager en diens raadsvrouw is om onbegrijpelijke redenen geen kopie van dit verslag verstrekt. Het is evenwel noodzakelijk dat de aanleiding van het incident en zowel het aandeel van klager als dat van de medewerker kunnen worden vastgesteld. Zonder deze informatie kan van klager in redelijkheid niet worden verlangd dat hij een herstelgesprek aangaat met de medewerker voor wie hij bang was. Het gedrag van klager kon niet door de beugel, maar was enkel een reactie op het ontoelaatbare gedrag van de medewerker. Klager was, met andere woorden, niet de veroorzaker van de onrust en onveiligheid op de groep. Onder deze omstandigheden kan de beslissing tot klagers overplaatsing niet in stand blijven.

De bestreden beslissing is daarnaast onredelijk, omdat had kunnen worden volstaan met een interne overplaatsing. In de situatie waarin klager tijdelijk op een andere groep verblijft, is de kans klein dat hij en de medewerker elkaar treffen. Er zijn kort na het incident hoogstens twee pogingen gedaan voor een herstelgesprek en er is meteen een ordemaatregel opgelegd, terwijl klagers emoties op dat moment begrijpelijkerwijs nog hoog zaten. Klager was boos, maar niet bedreigend. Tegen de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel en de wijze van bejegening heeft klager klachten ingediend. Ook is hij bezig met het doen van aangifte tegen de betreffende medewerker. Klager verzoekt om een tegemoetkoming, vanwege geleden en nog te lijden immateriële schade.

 

Standpunt van verweerder

Klager wil dat het verslag van het incident aan het dossier wordt toegevoegd, terwijl dat geen processueel belang dient. In het overplaatsingsverzoek heeft de directeur van de RJJI Den Hey-Acker de omstandigheden rondom het incident uiteengezet. Het is aan de directeur om de betreffende medewerker, vanwege zijn escalerende uitspraak richting klager, te sanctioneren of dat niet te doen.

De overplaatsing is niet ingegeven door het incident op 13 september 2020 tussen klager en een personeelslid. Een langer verblijf in de RJJI Den Hey-Acker was niet mogelijk, omdat klager niet openstond voor een herstelgesprek tussen hem en de betreffende medewerker. Minder ingrijpende alternatieven, zoals een interne overplaatsing, vormen volgens het behandelteam geen adequate oplossing, omdat niet kon worden uitgesloten dat zij elkaar in de inrichting zouden tegenkomen. Om dat te voorkomen, is klager tot zijn overplaatsing telkens op grond van een ordemaatregel ingesloten op het moment dat deze medewerker dienst had. Door toedoen van klager is een impasse ontstaan, waarbij de veiligheid op de groep niet langer kon worden gewaarborgd. Klagers overplaatsing was noodzakelijk om deze situatie te herstellen.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef sinds 18 augustus 2020 in de RJJI Den Hey-Acker te Breda. Op 25 september 2020 is hij overgeplaatst naar de RJJI De Hartelborgt, omdat hij pogingen tot een herstelgesprek tussen hem en een medewerker heeft afgehouden, als gevolg waarvan de veiligheid in de inrichting niet langer kon worden gewaarborgd.

Op 13 september 2020 heeft tussen klager en een medewerker van de RJJI Den Hey-Acker een fikse woordenwisseling plaatsgevonden, waarbij beiden ontoelaatbaar en ongewenst gedrag hebben laten zien. Aan klager is meerdere keren aangeboden om een herstelgesprek aan te gaan, maar hij heeft dat telkens, ook nog op 22 september 2020, geweigerd. In de gesprekken die met klager zijn gevoerd, vertoonde hij veel boosheid en uitte hij forse bedreigingen richting de medewerker. Ook verbleef klager tijdens het dagprogramma op eigen initiatief in zijn kamer om een confrontatie met de medewerker te voorkomen. Volgens het behandelteam bood een interne overplaatsing onvoldoende oplossing voor de situatie, omdat het niet wenselijk werd geacht als klager en de betreffende medewerker elkaar alsnog zouden treffen.

Uit het dossier blijkt dat de verhouding tussen klager en de medewerker in ernstige mate was verstoord, wat ook een negatieve invloed had op de orde en veiligheid op de afdeling. Het was belangrijk en noodzakelijk dat een herstelgesprek tussen klager en de medewerker zou plaatsvinden, om de ontstane impasse te doorbreken en samen weer verder te kunnen. Klager stond hier echter – ook ruim een week na het incident – niet voor open.

Vanuit de inrichting zijn verschillende pogingen gedaan om de situatie ten goede te doen keren, maar dat is vanwege klagers afhoudende opstelling niet gelukt. Het feit dat een herstelgesprek nodig was en dat klager dat heeft afgehouden is door klager niet betwist. Het doet bij deze stand van zaken, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, niet ter zake welk exact aandeel klager heeft gehad bij het incident. Om die reden kan niet worden gezegd dat de bestreden beslissing, enkel door het ontbreken van het verslag van het incident, onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het is daarnaast, gezien de ernst van de situatie en gelet op de aangereikte informatie vanuit de inrichting, onvoldoende aannemelijk geworden dat met een interne overplaatsing van klager kon worden volstaan.

Verweerder heeft onder deze omstandigheden in redelijkheid kunnen beslissen om klager naar een andere inrichting over te plaatsen. De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 22 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven