Nummer 21/20899/SGA
Betreft verzoeker
Datum 16 april 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft op 15 april 2021 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van activiteiten, voor de duur van veertien dagen, ingaande op 7 april 2021 om 11.00 uur en eindigend op 21 april 2021 om 11.00 uur.
Verzoekers raadsman, mr. R.F. Nelisse, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan, zo begrijpt de voorzitter.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 24 maart 2021 in de PI Leeuwarden is geplaatst in het kader van de tenuitvoerlegging van een in de PI Arnhem opgelegde disciplinaire straf. Daarnaast is op 24 maart 2021 door de Minister voor Rechtsbescherming beslist tot plaatsing van verzoeker in de PI Leeuwarden, met daarbij het advies aan de directeur om verzoeker op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) te plaatsen. Per 3 april 2021 is verzoeker op de AIT geplaatst, aldus de directeur. Verder komt naar voren dat verzoeker voor het eerst op 7 april 2021 door de directeur is gesproken en dat de directeur vervolgens aan verzoeker een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten heeft opgelegd voor de duur van veertien dagen. De directeur heeft deze ordemaatregel aan verzoeker opgelegd om tijdelijk de aan verzoeker in de PI Arnhem opgelegde toezichtmaatregelen over te nemen. Verzoeker staat op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst) met de status ´verhoogd´, aldus de directeur.
De schriftelijke mededeling van de opgelegde ordemaatregel is op 15 april 2021 aan verzoeker uitgereikt. De directeur voert aan dat op 7 april 2021 met verzoeker is besproken dat de schriftelijke mededeling later uitgereikt zou worden, omdat er vanwege het coronavirus beperkte beschikbaarheid is op de administratie. Verzoeker heeft daarmee ingestemd, aldus de directeur.
De voorzitter overweegt als volgt.
Met betrekking tot de uitreiking van de bestreden beslissing constateert de voorzitter dat de bestreden beslissing is genomen op 7 april 2021 om 11.00 uur. Uit de bestreden beslissing komt naar voren dat verzoeker op 7 april 2021 door de directeur is gehoord, waarbij aan verzoeker is medegedeeld dat de administratieve afhandeling ´in week 15´ zou plaatsvinden. Verzoeker heeft daarmee ingestemd. De voorzitter gaat er daarbij vanuit dat de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing, zoals de directeur ook aangeeft, op 15 april 2021 aan verzoeker is uitgereikt. Gelet op het voorgaande hoeft het feit dat de bestreden beslissing niet conform artikel 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) aan verzoeker is uitgereikt, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet tot een toewijzing van het verzoek te leiden.
De voorzitter merkt daarbij ten overvloede op dat hetgeen door de directeur is aangevoerd, dat een eerdere administratieve afhandeling van de bestreden beslissing niet mogelijk was in verband met de beperkte bezetting op de administratie vanwege het coronavirus, een zeer onwenselijke handelwijze is. De onverwijlde uitreiking van een beslissing dient om de gedetineerde tijdig op de hoogte te stellen van de mogelijkheid om rechtsmiddelen (beklag en schorsing) in te stellen tegen de beslissing van de directeur. De directeur dient zich dan ook in te spannen te voldoen aan het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw.
Met betrekking tot de inhoud van de opgelegde ordemaatregel overweegt de voorzitter dat uit de stukken naar voren komt dat verzoeker per 3 april 2021 op de AIT verblijft, waar een individueel regime geldt. Daarnaast komt uit de stukken naar voren dat de directeur op 7 april 2021 aan verzoeker heeft aangegeven de in de PI Arnhem aan hem opgelegde toezichtmaatregelen tijdelijk over te nemen, in afwachting van de bespreking van verzoeker in het Operationeel Overleg op 14 april 2021. Gelet op het feit dat op de AIT een individueel regime geldt en gelet op het feit dat de directeur op grond van artikel 36 e.v. van de Pbw alsmede op grond van de circulaire ´Beleid gedetineerden met vlucht/maatschappelijk risico’ aan verzoeker toezicht- of beperkende maatregelen kan opleggen, is - nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – uit de stukken onvoldoende gebleken dat de opgelegde ordemaatregel tot uitsluiting van deelname aan activiteiten op dit moment noodzakelijk is. Gelet hierop zal het verzoek worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 16 april 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter