Nummer R-19/5075/GA
Betreft [Klager]
Datum 6 april 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. de beslissing van 15 maart 2019 hem te degraderen naar het basisprogramma (EH-2019-108);
b. de beslissing van 20 maart 2019 hem te degraderen naar het basisprogramma
(EH-2019-116).
De beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft op 11 oktober 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Esserheem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beslissing van de beklagcommissie dat klager op basis van één enkel rapport wegens het bezit van contrabande op terechte gronden is teruggeplaatst naar het basisregime, is onjuist. Klager ontkent niet dat sprake is van aangetroffen contrabande, maar wel dat sprake is van handel in drugs. Dat de aangetroffen contrabande als ‘rood gedrag’ kan worden aangemerkt staat buiten kijf, maar geeft onvoldoende aanleiding om klager terug te plaatsen naar het basisregime.
Standpunt van de directeur
Klager is op 20 maart 2019 teruggeplaatst naar het basisprogramma wegens het in bezit hebben van meerdere contrabande. Verwezen wordt naar het verweerschrift van 19 april 2019. Bij klager zijn verschillende soorten contrabande (mobiele telefoon, hasj, usb stick en opladers) aangetroffen en dit wordt als ongewenst, dan wel “rood”, gedrag aangemerkt en rechtvaardigt de degradatie. In het bijzonder omdat eerder, op 11 mei 2018, een mobiele telefoon bij klager op zijn cel is aangetroffen.
3. De beoordeling
Beklag a.
Anders dan de raadsvrouw lijkt te veronderstellen is de beslissing van de directeur om klager te degraderen niet genomen op 15 maart 2019 maar op 20 maart 2019, zodat ten tijde van indiening van de klacht op eerstgenoemde datum geen sprake was van een beklagwaardige beslissing. In dit verband verwijst de beroepscommissie naar de schorsingsbeslissing van
20 maart 2019 die in het dossier zit. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag onder a.
Beklag b.
De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken overwogen dat een degradatiebeslissing moet voldoen aan een inzichtelijke en deugdelijke belangenafweging en dat het enkel verwijzen naar (onderliggende) stukken in beginsel onvoldoende is (vgl. RSJ 25 juni 2018,R-68). Dat het voorhanden hebben van contrabande ‘rood’ gedrag oplevert wordt niet betwist, daarvoor is klager ook disciplinair gestraft. De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat de directeur in de bestreden degradatiebeslissing van 20 maart 2019 bij het ‘oranje’ en bij het ‘groene’ gedrag niets heeft ingevuld en enkel heeft verwezen naar het - niet bij de stukken gevoegde - Detentie en Re-integratieplan (D&R-plan). De degradatiebeslissing bevat daarmee geen deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging waarbij het rode gedrag van klager is afgezet tegen het groene gedrag van klager. Het enkel verwijzen naar het D&R-plan voor klagers groene gedrag is daartoe niet voldoende en de degradatiebeslissing is daarom naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd. Het beroep van klager zal gegrond worden verklaard, het beklag van klager wordt gegrond verklaard en de beroepscommissie zal aan klager een financiële tegemoetkoming toekennen ter hoogte van €30,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake het beklag onder a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.
Deze uitspraak is op 6 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. E. Dinjens en D. van der Sluis, leden, bijgestaan door
mr. D.L. van Lijf, secretaris.
secretaris voorzitter