Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7345/GA, 16 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7345/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 16 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat de beslissing om hem niet te promoveren naar het plusprogramma te laat is genomen en niet op schrift is gesteld.

 

De beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft op 18 juni 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (ZB-2018-694). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. P.M. Iwema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Zuyder Bos (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De ernst van de jegens klager begane normschending komt onvoldoende tot uitdrukking met de financiële tegemoetkoming van €25,-. Een aanzienlijk hogere financiële tegemoetkoming is daarom gerechtvaardigd. De beklagrechter gaat er ten onrechte aan voorbij dat de directie van de locatie Zuyderbos klager naar het plusprogramma had behoren te promoveren, omdat de beslissing om klager niet te promoveren ongemotiveerd is. Daarnaast heeft de beklagrechter zich er geen rekenschap van gegeven wat de gevolgen voor klager  zijn geweest om gedwongen in het basisprogramma te blijven. Voorts is de in artikel 67, eerste lid van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) genoemde termijn in ernstige mate overschreden, nu de uitspraak pas achttien maanden na indiening van de klacht is gedaan. Hierdoor is klager de kans ontnomen om gedurende zijn detentie via effectieve (tijdige) klachtrechtbehandeling in het plusprogramma te komen en de daaraan verbonden belangrijke vrijheden te realiseren. Het uitblijven daarvan heeft de maatschappelijke re-integratie van klager en zijn ‘family life’ negatief beïnvloed. Verzocht wordt om in de uitspraak bijzondere aandacht te geven aan de termijnoverschrijding in de beklagfase en de gevolgen daarvan voor het uitoefenen van een effectief klachtrecht.

 

Standpunt van de directeur

Klager heeft inzake het niet-promoveren geen officiële beschikking ontvangen. De piw-ers en de casemanager hebben evenwel met klager op de afdeling voortdurend gesprekken gevoerd. In het degradatiebesluit van 31 juli 2018 is ook duidelijk gemaakt waarom klager is gedegradeerd. Klager heeft de tijd gekregen om te veranderen in zijn gedrag, maar heeft dit niet gedaan. Kort voor 30 oktober 2018 is klager overgeplaatst naar een andere inrichting.

 

3. De beoordeling

Klager beklaagt zich in zijn beroepschrift over de omstandigheid dat de in artikel 67, eerste lid, van de Pbw, voorgeschreven termijn in ernstige mate is overschreden. 

De beroepscommissie stelt vast dat geruime tijd is verstreken sinds de datum van indiening van de klacht en de uitspraak van de beklagrechter. Hoewel de wet geen gevolgen verbindt aan de niet-nakoming van de wettelijk voorgeschreven termijn, erkent de beroepscommissie dat het zeer onwenselijk is dat mede daardoor onderhavige uitspraak lang op zich heeft laten wachten. De beroepscommissie stelt hierbij dan ook alleen de overschrijding vast en verbindt daar geen gevolgen aan.

 

Vast staat dat klager op 2 augustus 2018 is teruggeplaatst naar het basisprogramma. Uit het ten tijde van het beklag geldende artikel 1d, tweede en derde lid, van de Regeling selectie en overplaatsing van gedetineerden en vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat uiterlijk na zes weken moet worden bezien of een gedetineerde in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma. Dat is in dit geval niet gebeurd, nu klager pas op 19 oktober 2018 te horen kreeg dat hij niet zou promoveren naar het plusprogramma. Daarnaast is de beslissing om klager niet te promoveren niet op schrift gesteld. De beklagcommissie heeft het beklag om die redenen gegrond verklaard. Tegen de gegrondverklaring van het beklag staat geen beroep open, zodat die beslissing niet aan het oordeel van de beroepscommissie is onderworpen.

 

De beroepscommissie kan zich echter niet verenigen met de hoogte van de aan klager toegekende tegemoetkoming. Vast staat - zoals hierboven overwogen - dat de beslissing van de directeur niet tijdig heeft plaatsgevonden en dat de beslissing die in oktober is genomen niet op schrift is gesteld, waardoor de motivering ervan evenmin kenbaar is. De beroepscommissie ziet aanleiding voor een hogere tegemoetkoming, zal het beroep daarom gegrond verklaren en de tegemoetkoming alsnog vaststellen op €30,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

 

Deze uitspraak is op 16 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven