Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7767/GB, 8 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7767/GB

               

Betreft [klager]

Datum 8 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 maart 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 5 augustus 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissing tot overplaatsing van klager is gebaseerd op onjuiste gronden. Klager heeft niets te maken gehad met een ontsnappingsplan en hij had geen enkele intentie om te ontsnappen.

Het feit dat klager zich veel in zijn cel ophield, had alles te maken met zijn openstaande strafzaak. De inhoudelijke behandeling van klagers strafzaak (megazaak) heeft op 18 februari 2020, 20 februari 2020 en 21 april 2020 plaatsgevonden bij het gerechtshof ’s Hertogenbosch. Er stond voor klager veel op het spel, omdat hem een jarenlange gevangenisstraf boven het hoofd hing. Klager had dus alle tijd en rust nodig om zichzelf zo goed mogelijk te kunnen voorbereiden op de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak.

Klager heeft een aantal weken voorafgaand aan zijn plaatsing in de PI Leeuwarden verzocht om te worden overgeplaatst naar een PI in de regio Rotterdam. Het feit dat hij zelf om een overplaatsing heeft verzocht, vormt een contra-indicatie voor de informatie dat hij zou willen ontsnappen. Als klager daadwerkelijk de bedoeling zou hebben gehad om uit de PI Almelo te ontsnappen, dan had hij immers niet om een overplaatsing verzocht.

Het in de bestreden beslissing genoemde bankrekeningnummer is niet verdacht. Klager heeft weleens een geldbedrag overgemaakt naar een bankrekeningnummer van een medegedetineerde, omdat die medegedetineerde aan klager een usb-stick had verkocht. Klager mocht deze usb-stick binnen de inrichting gebruiken ten behoeve van zijn strafzaak, maar dit heeft niets te maken met een poging om te ontsnappen.

De op klagers cel aangetroffen lege verpakkingen en lege koelkast zijn ook ten onrechte aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegd. De inspectie van klagers cel vond namelijk plaats op de dag waarop hij zijn nieuwe wekelijkse boodschappen zou ontvangen. Op het moment van de celinspectie had klager zijn boodschappen nog niet ontvangen en daardoor was zijn koelkast nagenoeg leeg. Daarnaast gebruikt klager in plaats van bewaardoosjes lege verpakkingen om – indien nodig – andere spullen in op te slaan.

De stelling van verweerder dat er in het prikbord op klagers cel een schroef zou ontbreken klopt niet, nu deze schroef al ontbrak vanaf het moment dat klager zijn intrek nam in de cel.

Klager heeft in Duitsland geen gevangenisstraf van zes jaren openstaan en hij vraagt zich dan ook af hoe verweerder tot deze conclusie is gekomen.

Er was geen sprake van enige verstoring van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting. Daarom zijn de initiële beslissing en de bestreden beslissing door verweerder ten onrechte genomen en dienen beide beslissingen als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt.

Klager verblijft ten tijde van het indienen van het beroepschrift binnen de PI Leeuwarden op een streng beveiligde afdeling, hetgeen een aanzienlijke inbreuk op zijn persoonlijke en lichamelijke integriteit oplevert. Hoewel klager tegen de plaatsing op deze afdeling geen bezwaar op grond van de Penitentiaire beginselenwet kan indienen, vindt klager dat verweerder dit aspect ten onrechte niet bij het nemen van de bestreden beslissing heeft betrokken. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en hem een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klager is op 15 april 2015 vanuit Duitsland – nadat hij in Duitsland was opgepakt voor een ander delict – overgebracht naar Nederland.

Verweerder verwijst integraal naar de beslissing van 5 augustus 2020 en heeft hierop het volgende aangevuld. Gedetineerden worden er door de inrichting op gewezen dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de celinventaris en voor hun eigen eigendommen op cel. Als klager direct bij het betrekken van de cel al had opgemerkt dat er een schroef miste, had hij dit bij het afdelingshoofd moeten melden. De inrichting betwist dat de schroef van het begin af aan ontbrak, omdat de inrichting de cellen altijd voor aankomst van een nieuwe celbewoner en na vertrek van een celbewoner inspecteert.

Uit informatie van de inrichting is gebleken dat er bij klager geen boodschappen geleverd zouden worden, omdat hij – in verband met een negatief saldo op zijn rekening-courant – geen boodschappen had gedaan. Uit het rekening-courant-overzicht is gebleken dat klager in de week voorafgaand aan de oplegging van de ordemaatregel geen aankopen in de winkel heeft gedaan. Klagers stelling dat zijn koelkast leeg was, omdat zijn wekelijkse boodschappen nog niet waren geleverd, is dus onjuist. Daarnaast had klager – voordat er een vergoeding vanwege corona-telefoonkosten werd overgemaakt – onvoldoende saldo op zijn rekening-courant staan. Hierdoor was het voor klager helemaal niet mogelijk om in de voorafgaande week boodschappen te bestellen.

Voor wat betreft de bankrekening spreekt klager over één bankrekening, terwijl in de rapporten over meerdere bankrekeningen wordt gesproken. Het is niet te volgen dat klager geld naar een medegedetineerde heeft overgemaakt om een usb-stick voor zijn strafzaak te kopen, nu uit de huisregels van de PI Almelo en uit de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen volgt dat een usb-stick op de lijst met verboden voorwerpen staat. Het kan voorkomen dat een gedetineerde zijn strafzaak door middel van een usb-stick voorbereidt, maar dan wordt de usb-stick met daarop het strafdossier verstrekt door het Openbaar Ministerie. Een dergelijke usb-stick is persoonlijk en dient na afloop van het gebruik weer te worden ingeleverd. Klagers stelling dat hij door middel van een gekochte usb-stick zijn strafzaak wilde voorbereiden, is dan ook niet aannemelijk. Uit de stukken volgt daarnaast niet dat er tijdens de inspectie van klagers cel een usb-stick is aangetroffen.

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Almelo. Op 25 maart 2020 is hij naar de gevangenis van de PI Leeuwarden overgeplaatst, in het kader van het bewaren van de orde, rust en veiligheid binnen de PI Almelo en omdat er binnen de PI Almelo vermoedens bestonden dat klager zich aan zijn detentie zou onttrekken. Volgens klager bestond er geen reden om hem over te plaatsen naar de PI Leeuwarden, omdat hij niets te maken heeft gehad met een ontsnappingsplan en hij geen enkele intentie had om te ontsnappen.

Uit het dossier komen de volgende feiten en omstandigheden naar voren. De directeur van de PI Almelo heeft verzocht klager over te plaatsen, omdat in een rapportage van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt van 19 maart 2020 wordt benoemd dat klager mogelijk plannen heeft dan wel plannen maakt om te ontsnappen uit de PI Almelo. Naar aanleiding van die informatie is klager hangende het onderzoek naar een mogelijke ontvluchting in het kader van een ordemaatregel in een afzonderingscel geplaatst voor de duur van veertien dagen. Vervolgens zijn bij een inspectie van klagers cel een gedetailleerde zelfgemaakte plattegrond van de luchtplaats van de PI Almelo, een niet aan klager toebehorende Teliokaart, een verdacht bankrekeningnummer, een aantal lege verpakkingen en een compleet lege koelkast aangetroffen. Daarnaast ontbrak er een schroef van klagers prikbord.

Uit het selectieadvies van 23 maart 2020 komt nog naar voren dat klagers gedrag binnen de inrichting de voorafgaande drie à vier weken in negatieve zin was veranderd. Klager had minimaal tot geen contact met lotgenoten en leek daarvan ook niet gediend te zijn. De afdelingsmedewerkers rapporteren daarbij dat klager niet sociaal is naar medegedetineerden en op de afdeling ook geen toenadering zoekt. De afdelingsmedewerkers omschrijven klager samenvattend als een einzelgänger die veelal op cel zit en die slechts af en toe samen met twee medegedetineerden wordt gezien. Tot slot staat klager op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico met risicoprofiel ‘hoog’ en is hij eerder in de PI Achterhoek te Zutphen ook al in verband gebracht met ontvluchtingsplannen.

De beroepscommissie is gelet op de bovengenoemde omstandigheden, in samenhang bezien, van oordeel dat verweerder klager in redelijkheid uit de PI Almelo heeft kunnen overplaatsen. De overige omstandigheden behoeven daarom geen bespreking.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Het verzoek een tegemoetkoming toe te kennen, kan gelet hierop niet aan de orde komen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 8 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven