Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0948/GA, 6 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/948/GA

betreft: [klager] datum: 6 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 april 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de beslissing klager desgevraagd niet gratis een postzegel te verstrekken ten behoeve van de verzending van een beroepschrift naar de Raad.

De beklagrechter heeft het beklag, voor zover in beroep aan de orde, ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager vindt het kwalijk dat hem niet gratis een postzegel is verstrekt ten behoeve van de verzending van een beroepschrift. Het is klager bekend dat
klaag- en beroepschriften ongefrankeerd kunnen worden verzonden. Het betreffende personeelslid volhardde in zijn standpunt het beroepschrift alleen in ontvangst te nemen wanneer klager dat zou frankeren. Daarop heeft klager de brief zelf gefrankeerd.
Achteraf heeft het personeel aangegeven dat klager gelijk had en het beroepschrift niet gefrankeerd had hoeven te worden. Mocht het betreffende personeelslid niet hebben geweten dat frankeren niet nodig was, dan is dat kwalijk. Mocht hij het wel hebben
geweten, dan kan zijn gedrag alleen zijn ingegeven door de wens het indienen van een beroepschrift te ontmoedigen. Ook dat is kwalijk.

De directeur heeft volhardt in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
De directeur van een inrichting is – anders dan ten aanzien van klaagschriften – niet verplicht om ongefrankeerde beroepschriften op kosten van de inrichting te verzenden naar de Raad (beroepscommissie 20 maart 2006, nr. 05/3003/GA).
Op grond van het bepaalde in artikel 61, tweede lid, van de Pbw, kan de indiening van een klaagschrift geschieden door tussenkomst van de inrichting waar de gedetineerde verblijft. De directeur draagt er in dat geval zorg voor dat het klaagschrift, of,
indien het klaagschrift zich in een enveloppe bevindt, de envelop van een dagtekening wordt voorzien, welke geldt als dag van indiening en het klaagschrift vervolgens wordt doorgezonden naar de beklagcommissie.
Blijkens de toelichting (MvT, onderdeel II, artikelsgewijze toelichting) op dit artikel is beoogd om discussies over de datum van indiening van het klaagschrift zoveel mogelijk te vermijden.
Artikel 69 van de Pbw kent een dergelijke bepaling niet, terwijl de bepaling van artikel 61, tweede lid, van de Pbw - anders dan een aantal andere bepalingen – niet van overeenkomstige toepassing is verklaard op de behandeling van het beroepschrift.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande kan de beslissing om klager geen postzegel te verstrekken ten behoeve van de verzending van een beroepschrift, wat er verder ook moge zijn van de overigens in het onderhavige geval naar voren gekomen
omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard met verbetering van gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 6 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven