Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6701/GV, 11 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6701/GV

               

Betreft [Klager]

Datum 11 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 april 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder verwijst in de bestreden beslissing naar een inrichtingsrapportage waaruit blijkt dat klager kon deelnemen aan een penitentiair programma (PP), maar dat hij een dergelijke deelname niet zou hebben gewenst. Klager betwist dat en verwijst naar een op 16 april 2020 gedateerde memo waaruit volgt dat begin maart 2020 een gesprek met klagers casemanager heeft plaatsgevonden. Uit de verslaglegging daarvan volgt dat klager te kennen is gegeven dat zijn strafrestant te kort was om voor deelname aan een PP in aanmerking te kunnen komen. Klager heeft op geen enkel moment aangegeven dat hij niet aan een PP wilde deelnemen en ook niet dat hij slechts aan een PP wilde deelnemen als hij werkzaamheden in zijn onderneming zou kunnen verrichten. Dit kan bij de betrokken casemanager, klagers mentor en bij de betrokken reclasseringsinstantie worden nagevraagd.

Om de noodzaak tot het verkrijgen van strafonderbreking aan te tonen heeft klager bij zijn verzoek stukken overgelegd, waaronder een brief van […] van  26 maart 2020, een aantal jaarstukken en een motivatiebrief. Hieruit volgt dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden en dat klagers aanwezigheid noodzakelijk was en is. Verweerder heeft klagers verzoek tot strafonderbreking dan ook ten onrechte afgewezen.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder heeft de bestreden beslissing in beroep niet (nader) toegelicht.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hoewel door de coronamaatregelen niet met een andere vorm van verlof kan worden volstaan, acht de directeur niet aangetoond dat de zaken die klager dient te regelen, zo dringend zijn dat het verlenen van strafonderbreking is geïndiceerd.

Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat hier op basis van de coronasituatie en in de zakelijke omstandigheden – die niet duidelijk zijn onderbouwd – geen reden voor wordt gezien.

De politie heeft het verlofadres in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager was sinds 12 februari 2020 in Nederland gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van 730 dagen wegens de invoer van verschillende (hard)drugs in Oostenrijk. Hij is op 10 mei 2020 in vrijheid gesteld.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking vanwege zakelijke omstandigheden en de uitbraak van het coronavirus.

De beroepscommissie stelt vast dat klager heeft aangetoond een eenmanszaak – […] – te hebben. Uit de brief van 23 maart 2020 van Uitzend- en aannemingsbedrijf […] volgt dat aangenomen opdrachten vanwege ziekmelders achterlopen, hetgeen ernstige gevolgen voor klager kan hebben. Klager heeft evenwel niet toegelicht hoe hij een eventuele periode van strafonderbreking had willen benutten. Bij gebreke daarvan is niet gebleken dat en waarom het voor klager – in het kader van bijvoorbeeld het behoud of de voortzetting van zijn onderneming – noodzakelijk was dat zijn detentie door middel van het verlenen van strafonderbreking werd onderbroken. Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie niet toe aan de beoordeling van de stelling van klager dat ten onrechte in de motivering is opgenomen dat hem een alternatief voor strafonderbreking is aangeboden in de vorm van deelname aan een PP. 

De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 11 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door

Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven