Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16524/JA, 23 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          20/16524/JA

    

           

Betreft [klager]

Datum 23 februari 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [2003] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het moeten betalen voor een televisie, waarvan hij ontkent dat hij die heeft vernield.

De beklagcommissie bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen heeft op 10 december 2020 klager deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (H-2020-257) en het beklag deels ongegrond verklaard (H-2020-256). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

Klager en de directeur van de RJJI De Hunnerberg (hierna: de directeur) hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting van 16 februari 2021 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht te worden gehoord.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft een bord tegen de muur gegooid. Hij heeft gezien waar het bord belandde. Het bord heeft de televisie niet geraakt. Pas na een half uur is klager verteld dat er een televisie kapot is. Klager was bij zijn volle verstand en heeft alles meegekregen. Als hij de televisie had vernield, dan zou hij dat hebben toegegeven. Het is raar dat het hem niet meteen is verteld. Klager moet ten onrechte €129,- betalen. De vernieling is niet wettig en overtuigend bewezen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

3. De beoordeling

Waartegen is het beklag gericht?

De beroepscommissie constateert dat de beklagcommissie het beklag heeft beoordeeld alsof dit was gericht tegen een opgelegde disciplinaire straf en tegen de beschuldiging dat klager de televisie zou hebben vernield. De beroepscommissie leest in klagers klaagschrift niet dat hij zich beklaagt over de disciplinaire straf. De ‘valse beschuldiging’ begrijpt de beroepscommissie als argument voor wat klager daarna schrijft, namelijk: “Ik mag niet opdraaien voor kosten die ik niet heb aangericht”. De beroepscommissie begrijpt het beklag dus als (slechts) gericht tegen het moeten betalen voor het vernielen van de televisie. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen. Zij zal het beklag nu zelf beoordelen, zodat klager niet langer hoeft te wachten op een (definitieve) uitspraak.

 

De beoordeling van het beklag

In het schriftelijk verslag van 22 september 2020 staat over klager: “Jij wordt hierop uit het niets boos en loopt weg [en] gooit een bord met een soort van Frisbee techniek door de tv heen”. Het uitgangspunt is dat de directeur erop mag vertrouwen dat het klopt wat er in een schriftelijk verslag staat geschreven. Het maakt daarbij in principe niet uit dat maar één personeelslid het heeft waargenomen. De beroepscommissie ziet daarom ook in deze zaak geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van het verslag. De directeur heeft op basis van het verslag dan ook mogen beslissen dat klager (een bedrag van €129, ) moet betalen voor het vernielen van de televisie.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beklag daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 23 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. P. de Bruin, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven