Februari 2021
Voor de meeste geneesmiddelen die gebruikt worden in een ziekenhuis of kliniek geldt dat de kosten hiervoor verwerkt zitten in de totale kosten voor de behandeling (het dbc-tarief). Uitzondering hierop zijn de dure geneesmiddelen. Deze geneesmiddelen kunnen apart in rekening worden gebracht door middel van aparte NZa prestaties (de zogenoemde add-ongeneesmiddelen en ozp-stollingsfactoren). Het gaat vooral om geneesmiddelen tegen kanker, reuma en weesziekten.
Jaarlijks monitoren we de ontwikkeling van de uitgaven van deze dure geneesmiddelen. Een belangrijk onderdeel van die rapportage is de duiding: welke factoren liggen ten grondslag aan deze ontwikkeling? Dat maakt het document lijvig. Lees voor meer informatie de laatste versie van onze monitor Geneesmiddelen in de medisch-specialistische zorg (mei 2020). In het overzicht hieronder beperken we ons tot de kern: de kerncijfers over dure geneesmiddelen en de methode van berekenen.
Wie bepaalt wat een 'duur geneesmiddel' is?
Ziekenhuizen en zorgverzekeraars kunnen samen een aanvraag hiervoor indienen. De NZa stelt op basis hiervan maandelijks een lijst vast met deze geneesmiddelen en de bijbehorende maximumtarieven. Een belangrijk criterium is dat de kosten van het geneesmiddel gemiddeld meer dan € 1000 per patiënt per jaar bedragen. Sinds 2012 krijgt elk geneesmiddel krijgt een code, waardoor het mogelijk is om het gebruik en de kosten van deze geneesmiddelen te monitoren.
Ontwikkelingen uitgaven dure geneesmiddelen 2013-2019
In de volgende figuur zien we de ontwikkeling van de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen.
Uitgaven aan dure geneesmiddelen in % van totale uitgaven medische specialistische zorg
Bronnen: Vektis, GIP-data. Deze cijfers zijn inclusief verrekening
Bovenstaande figuur laat zien dat het aandeel van de uitgaven aan dure geneesmiddelen in vergelijking met de totale uitgaven aan medisch specialistische zorg steeg van 7,2% in 2013 naar 9,6% in 2019. In 2019 bedroegen de totale uitgaven aan msz € 25.106 miljoen en aan dure geneesmiddelen € 2.400 miljoen. In 2013 was dit € 22.112 miljoen en € 1.583 miljoen.
In het rapporteren van de uitgaven aan dure geneesmiddelen op totaal niveau houden we rekening met (verrekenen we) de volgende posten:
-
betalingen door VWS aan zorgverzekeraars op grond van kortingsafspraken met fabrikanten/leveranciers (verrekening achteraf op grond van gerealiseerde volumes);
-
betalingen door zorgverleners (ziekenhuizen) aan zorgverzekeraars op grond van gemaakte plafondafspraken voor dure geneesmiddelen intramuraal (verrekening achteraf op basis van gerealiseerde volumes);
-
raming van verzekeraars over nog te verwachten declaraties.
Uitgaven type dure geneesmiddelen in miljoenen €
Bronnen: Vektis, GIP-data. Deze cijfers zijn exclusief verrekening
Bovenstaande figuur laat zien dat de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen in de msz toenemen. In 2019 waren de totale kosten 7,1% hoger dan in 2018 en 52% hoger dan in 2013.
Deze stijging komt vooral door de sterke groei aan uitgaven aan nieuwe geneesmiddelen ('nieuwe stoffen' in bovenstaande figuur).
In 2019 gaven we € 1.015 miljoen uit aan geneesmiddelen die tussen 2013 en 2019 nieuw geïntroduceerd zijn in Nederland. Dit is 41% van de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen in 2019.
Totaal aantal patiënten* per type geneesmiddel
*Unieke patiënten die in het ziekenhuis/ de kliniek verblijven (intramuraal)
Bron: Vektis
Bovenstaande figuur laat zien dat het aantal patiënten dat nieuwe dure geneesmiddelen krijgt, fors stijgt de laatste jaren. De uitgaven per patiënt van de groep nieuwe geneesmiddelen zijn gemiddeld ruim drie keer zo hoog als patiënten die de dure geneesmiddelen 'msz- regulier' of overgehevelde geneesmiddelen krijgen.
Uitgaven per patiënt* per type geneesmiddel
*Unieke patiënten die in het ziekenhuis/ de kliniek verblijven (intramuraal)
Bron: Vektis. Deze cijfers zijn exclusief verrekening.
In 2019 bedroegen de kosten per patiënt voor nieuwe geneesmiddelen ('nieuwe stoffen') gemiddeld € 17.762. Voor 'msz-regulier' was dit € 5.073 en voor overgehevelde geneesmiddelen € 4.822.
Deze uitgavenstijging zal verder toenemen: alleen al binnen de groep oncologie en hematologie komen er de komende twee jaar bijna 100 nieuwe werkzame stoffen op de markt. Deze verwachting is gebaseerd op de Horizonscan dure geneesmiddelen www.horizonscangeneesmiddelen.nl.
Op totaal niveau bedroegen de uitgaven per patiënt € 8.115 in 2019. Sec genomen zijn de uitgaven per patiënt op totaal niveau de afgelopen jaren gedaald, dit hebben we ook gerapporteerd in de laatste monitor. In het onderstaande kader leggen we uit dat dit met name wordt veroorzaakt door beleidswijzigingen. Deze wijzigingen beïnvloeden de cijfers over intramurale geneesmiddelen, omdat je een grotere groep patiënten bekijkt met relatief lage uitgaven per patiënt.
Methode van berekenen obv beleidswijzigingen 2015-2017
Op een aantal momenten zijn wijzigingen aangebracht in de groep geneesmiddelen die voor een add-on prestatie in aanmerking komt. Deze beleidswijzigingen hebben invloed op de gerapporteerde hoogte van de jaarlijkse uitgaven en patiëntaantallen, terwijl het niet hoeft te betekenen dat de patiëntenzorg is veranderd. Hieronder lichten wij dat toe.
Overheveling kosten geneesmiddelen naar budgettair kader geneeskundige zorg
In de jaren 2012-2015 heeft de minister van VWS groepen geneesmiddelen (waaronder middelen tegen reuma en kanker) die tot dan toe werden bekostigd binnen het GVS (budgettair kader Farmaceutische zorg - budget A) overgeheveld naar de ziekenhuizen (budgettair kader Geneeskundige zorg - budget B). Op verzoek van de minister van VWS stelde de NZa voor de overgehevelde geneesmiddelen add-on prestaties vast.
Binnen de grootste groep geneesmiddelen, de overgehevelde kankergeneesmiddelen, was een deel relatief goedkoop omdat ten tijde van de overheveling er geen geldige octrooien meer waren. Juist met deze goedkope middelen werden veel patiënten voor de overheveling behandeld via de openbare apotheek. De patiëntengroep en de behandeling zijn door de overheveling niet veranderd, maar de uitgaven werden eerst gemeten in budget A en na de overheveling in budget B. Als hiermee geen rekening wordt gehouden in een uitgavenanalyse over budget B en de 'overgehevelde uitgaven' simpelweg worden opgeteld bij budget B, dan kan het - onterecht - lijken alsof er meer patiënten worden behandeld en de uitgaven per patiënt zijn gedaald.
In de NZa monitors is rekening gehouden met dit effect door de uitgaven van de overgehevelde geneesmiddelen uit budget A in de jaren dat ze nog geen add-on prestatie hadden in de uitgavenrapportage over die jaren op te tellen bij de uitgaven in budget B.
Wijziging indicatiecode in 2017
In 2017 is een verandering van het declaratiesysteem van intramurale geneesmiddelen door de NZa doorgevoerd. Vóór 2017 kon een ziekenhuis alleen een specifieke combinatie van een geneesmiddel met een indicatie (de aandoening waarvoor het geneesmiddel is voorgeschreven) apart declareren als add-on geneesmiddel. Niet voor alle mogelijke aandoeningen was namelijk een aparte add-on prestatie vastgesteld.
Vanaf 2017 declareert een ziekenhuis een add-ongeneesmiddel - ongeacht de indicatie - als aparte prestatie. Wel is het ziekenhuis verplicht om op de factuur aan te geven voor welke indicatie dat add-ongeneesmiddel is voorgeschreven. Door deze wijziging wordt een geneesmiddel waarschijnlijk bij meer indicaties apart gedeclareerd dan voor 2017 en daarmee kan het toe een groter volume (meer gebruik) leiden. Met dit effect heeft de NZa geen rekening gehouden in haar monitors. In de volgende monitor zal dit verder worden uitgewerkt.
Een voorlopige analyse van de gevolgen van deze wijzigingen op de berekening van de kosten leert het volgende. Het effect van deze beleidswijzigingen lijkt zich te concentreren in de 'msz regulier' groep aan geneesmiddelen. Dit zijn add-ongeneesmiddelen die nooit zijn overgeheveld en waarvoor al voor het jaar 2012 een aparte prestatie bestond.
Het totale aantal unieke patiënten in de 'msz regulier' groep is van 2016 naar 2017 sterk gestegen. Toch leidde dit maar tot een bescheiden stijging van de totale uitgaven aan 'msz-regulier' geneesmiddelen. De uitgaven per patiënt van deze groep zijn sterk gedaald in 2017. Omdat deze groep ('msz regulier') een groot aandeel heeft in het totaal aantal unieke patiënten, heeft deze ontwikkeling een sterk drukkend effect gehad op de totale uitgaven per unieke patiënt.
Wijziging kostendrempel per 2015
In 2015 heeft de NZa de kostendrempel voor add-ongeneesmiddelen verlaagd van €10.000 per patiënt per jaar naar €1.000 per patiënt per jaar. Dat betekent dat er vanaf dat moment meer geneesmiddelen in aanmerking kwamen voor een add-on status. Ook door deze beleidswijziging meet je dus iets wat zonder de beleidswijziging niet gemeten zou worden, maar er wel was geweest. |