Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6329/GM, 10 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6329/GM

Betreft [klager]

Datum 10 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Hoogvliet (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich er op 20 januari 2020 over dat hij al vanaf 4 december 2019 aan het wachten is op een gesprek met de psychiater.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager was bij de inrichtingsarts in verband met zijn arbeidsongeschiktheid en omdat hij al vanaf 4 december 2019 aan het wachten was op een psychiater. Klager vindt het inhumaan dat er niet serieus gehandeld wordt met betrekking tot zijn ziekte en medicatie, die hij alleen met de psychiater kan bespreken en die hem de medicatie heeft voorgeschreven. Het gaat alleen maar langer duren en hij is afhankelijk van de medewerkers. Klager krijgt niet de medische hulp die hij nodig heeft.  

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager heeft de ISD-maatregel. Inherent aan deze maatregel is een intakegesprek met een psychiater die samen met een traject psycholoog het traject uitzet. Is er verder geen zorgvraag over psychiatrie, dan valt de psychiater in het verdere verloop naar de achtergrond. Ergens in klagers klacht is er een misverstand ontstaan tussen de verwijzend huisarts en de ontvangend psychiater (beiden niet meer in dienst). Klager is besproken en gesproken door de psychiater op 24 januari, 7 februari en 6 maart 2020.

3. De beoordeling

Uit de mededelingen van het Hoofd zorg blijkt dat er een misverstand is ontstaan tussen de verwijzend huisarts en de psychiater, die beiden niet meer in dienst zijn. Van de mededeling dat klager op de hiervoor vermelde data zou zijn gesproken door de psychiater bevat het dossier geen nadere onderbouwing. In de medische informatie staat bij 4 december 2019 vermeld dat klager een oproep zou krijgen voor de psychiater en bij 16 januari 2020 staat vermeld dat klager al weken wacht op een verwijzing naar de psychiater. Bij 3 februari 2020 staat vermeld dat de afspraak bij de psychiater weer geen doorgang had gekregen. De beroepscommissie is van oordeel dat het (te) lang geduurd heeft voordat klager een psychiater gesproken heeft.

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €25,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

Deze uitspraak is op 10 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven