Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6787/GB, 5 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6787/GB

Betreft [klager]

Datum 5 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 26 maart 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 23 april 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers voorkeur ging en gaat uit naar de PI Krimpen aan den IJssel. In het bezwaarschrift heeft klager aangegeven waarom hij naar die inrichting wil. Hij is namelijk verkapte mantelzorger voor medegedetineerde W.P., die is geselecteerd voor de PI Krimpen aan den IJssel. Daarnaast wil klager niet naar de locatie De Schie, omdat hij in grote onmin leeft met gedetineerde P.V., die daar verblijft.

De geruchten over een gezamenlijke onttrekking met gedetineerde J.P. zijn oud en kunnen direct naar het rijk der fabelen worden verwezen. In klagers bezwaarschrift heeft hij overvloedig beschreven hoe deze geruchten valselijk tot stand zijn gekomen. Deze zijn namelijk verspreid door gedetineerde P.V., naar aanleiding van een ruzie met klager. Klagers voorlopige hechtenis is kort daarna evenwel geschorst. De rechtbank heeft de geruchten dus – terecht – als onzin beoordeeld. J.P. verblijft inmiddels overigens in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI).

Klagers gedrag in de inrichting is goed. Hij heeft gesolliciteerd bij De Compagnie, behorend bij de PI Krimpen aan den IJssel. Klagers plaatsing in de locatie De Schie doorkruist dit.

Standpunt van verweerder

Het klopt dat klagers voorkeur uitging naar de PI Krimpen aan den IJssel. W.P. en klager hebben beide in de locatie Hoogvliet gezeten. W.P. is recent overgeplaatst naar de PI Krimpen aan den IJssel. Eind 2018, begin 2019 was sprake van een mogelijke onttrekking van klager en J.P. vanuit de locatie Hoogvliet. Om die reden is klager toen, op 28 februari 2019, overgeplaatst naar de locatie De Schie. J.P. verblijft nog steeds in de PI Krimpen aan den IJssel. Daarom heeft het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd ten aanzien van een plaatsing conform klagers eerste voorkeur.

Klager is veroordeeld door de rechtbank Rotterdam. Hij verblijft dus in het juiste arrondissement. P.V. verblijft sinds 26 juli 2019 niet meer in detentie. Een faseringstraject kan vanuit iedere inrichting worden opgestart.

3. De beoordeling

Klager verbleef in het HVB van de locatie Hoogvliet. Op 2 juli 2020 – na enige vertraging vanwege de getroffen coronamaatregelen – is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie De Schie, omdat hij in eerste aanleg was veroordeeld.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Klager wil naar een andere gevangenis in hetzelfde arrondissement (dat overigens aanpalend aan het arrondissement van vestiging is gelegen). Op grond van de Regeling maakt het dus geen verschil of klager alsnog in de inrichting van zijn voorkeur wordt geplaatst of niet. Volgens vaste jurisprudentie moet een gedetineerde echter wel een goede reden hebben om (alsnog) te worden overgeplaatst. De beroepscommissie is van oordeel dat klagers argumenten onvoldoende reden vormen voor een overplaatsing. Daartoe overweegt zij als volgt.

De noodzaak van mantelzorg van klager aan W.P. is niet gebleken. De inrichting steunt klagers verzoek op dit punt ook niet, voor zover dat uit de stukken kan blijken. De wens om samen geplaatst te worden, is daarom onvoldoende reden voor een overplaatsing. De gedetineerde met wie klager uitdrukkelijk niet in dezelfde inrichting gedetineerd wenst te zijn, verblijft (al geruime tijd) niet meer in de locatie De Schie.

Het traject bij De Compagnie is een bijzonder re-integratieproject, bedoeld voor gedetineerden die in de PI Krimpen aan den IJssel verblijven. De beroepscommissie acht klagers wens om hieraan te kunnen deelnemen begrijpelijk, maar onvoldoende zwaarwegend om te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.

(Reeds) gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 5 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven