Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7511/GM, 18 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7511/GM                 

Betreft [Klager]            Datum 18 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem langwerkende in plaats van kortwerkende Ritalin, in een dosering van drie in plaats van acht tabletten per dag wordt voorgeschreven.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft de ontvangstbevestiging van zijn klacht over het medisch handelen en de toestemmingsverklaring van het medisch dossier toegestuurd naar de RSJ. De beroepscommissie beschouwt dit als het beroepschrift en de inhoud van de klacht als de gronden van het beroep.

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager wenst niet meer in gesprek te gaan met de psychiater. Het is medisch te onderbouwen dat klager niet de hoeveelheid medicatie krijgt die hij buiten gewend was. Klager stelt dat hij in vorige inrichtingen grotere hoeveelheden Ritalin (methylfenidaat) voorgeschreven kreeg. Bij binnenkomst op de huidige afdeling is de medicatie zoals voorgeschreven in de zendende inrichting gecontinueerd. Klager heeft een medicatieconsult aangevraagd waarin hij zijn vraag tot verhoging van de dosering kenbaar heeft gemaakt.

In de rapportage Pro Justitia, opgemaakt door een klinisch psycholoog, is niet gesproken over ADHD. Het diagnostisch beeld dat klager heeft laten zien is niet zozeer passend bij ADHD. Er waren dan ook geen indicaties voor verandering van het medicatiebeleid. Ook is er geen reden gezien voor aanvullend diagnostisch onderzoek.

3. De beoordeling

De inrichtingsarts heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat er geen redenen waren om het medicatiebeleid ten aanzien van klager (langwerkende Ritalin in een dosering van drie tabletten van 10 mg per dag) te wijzigen. De inrichtingsarts heeft conform het penitentiair psychiatrisch formularium gehandeld. Deze schrijft voor dat de medicatie wordt gecontinueerd als de diagnose in een eerdere instelling is gesteld en het medicatiebeleid daarop is bepaald.

Nu er geen redenen waren om klagers medicatie te verhogen, kan het handelen van de inrichtingsarts ook niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven