Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6366/GM, 4 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6366/GM

Betreft [Klager]

Datum 4 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij op 21 februari 2020 weer arbeidsgeschikt is verklaard, terwijl hij eerder vanwege lichamelijke problemen arbeidsongeschikt was verklaard.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De PI Leeuwarden heeft geen openheid van zaken gegeven aan de medisch adviseur. De medisch adviseur is op basis van verkeerde, door de PI Leeuwarden gegeven informatie tot een advies gekomen. Er zijn afspraken gemaakt met de inrichtingsarts over de arbeidsgeschiktheid.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op het beroepschrift.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is op 9 januari 2020 tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard voor de duur van één week, vanwege aanhoudende pijn in zijn nek en hals. Op 5 februari 2020 is klager gezien door de inrichtingsarts en is klagers arbeidsongeschiktheid, dit keer vanwege knieklachten, verlengd. Op 21 februari 2020 is klager geïnformeerd dat zijn eerder beoordeelde arbeidsongeschiktheid onterecht is en dat hij alsnog aangepaste werkzaamheden dient te verrichten.

Hoewel klager een arbeidsbeperking heeft omdat hij last heeft van zijn knie, betekent dit niet dat klager volledig arbeidsongeschikt moet worden verklaard. De inrichtingsarts heeft bepaald dat klager zittend werk kan verrichten, waarbij hij zijn knie niet belast. De inrichtingsarts heeft klager om die reden in redelijkheid (weer) arbeidsgeschikt kunnen verklaren.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud).

De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 4 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven