Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel SARS-CoV-2 virus doorlopende kosten Wlz 2021 - BR/REG-21148
Geldigheid:01-01-2021 t/m 31-05-2022Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Grondslag

Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen.

 

Gelet op artikel 52, aanhef en onderdeel e, van de Wmg, worden tarieven die uit de voorliggende beleidsregel voortvloeien ambtshalve vastgesteld door de NZa.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:

 

SARS-CoV-2 virus:

SARS-CoV-2 is het severe acute respiratory syndrome coronavirus 2. De World Health Organisation heeft deze naam gegeven aan het novel coronavirus 2019-nCoV. Dit novel coronavirus (2019-nCoV) is aangemerkt als behorende tot groep A, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet publieke gezondheid.

Covid-19 is een infectieziekte veroorzaakt door SARS-CoV-2.

 

fase 4:

de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021.

 

representatieve periode :

de periode van 1 februari 2020 tot en met 29 februari 2020.

 

doordeweekse dagen:

de dagen maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag.

 

Wlz-omzetprestaties representatieve periode:

De prestaties zoals vermeld in de:

  • Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2020;
  • Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2020;
  • Beleidsregel prestatiebeschrijving en tarief zzp-meerzorg Wlz die geldig is in 2020;

en omvat niet de lumpsumafspraak over het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg en de transititiemiddelen verpleeghuiszorg  met codes TM001 (eerste tranche in budgetronde) en TM002 (tweede tranche in herschikkingsronde) 2020.

 

Wlz-omzet-prestaties representatieve periode met correctie doordeweekse dagen:

de specifieke prestatiecodes behorend bij de prestaties die vallen onder de definitie correctie doordeweekse dagen en zijn opgenomen in Bijlage 1 bij deze beleidsregel.

 

Wlz-omzet-prestaties representatieve periode zonder correctie doordeweekse dagen:

alle andere Wlz-omzet-prestaties die niet onder Wlz-omzet-prestaties met correctie doordeweekse dagen zijn genoemd.

 

Wlz-omzet-prestaties fase 4:

de prestaties zoals vermeld in de:

  • Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2021;
  • Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2021;
  • Beleidsregel prestatiebeschrijving en tarief zzp-meerzorg Wlz die geldig is in 2021;

en omvat niet de lumpsumafspraak over het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg en de transititiemiddelen verpleeghuiszorg  met codes TM001 (eerste tranche in budgetronde) en TM002 (tweede tranche in herschikkingsronde).

 

niet-Wlz-productie:

Wlz-pgb en de zorg die niet bij of krachtens de Wet langdurige zorg bekostigd wordt.

 

contracteerruimte:

het totale financiële kader dat beschikbaar is voor de Wlz-uitvoerders om zorg in natura te contracteren bij zorgaanbieders of zelfstandige zorgverleners. Dit kader bestaat uit niet-geoormerkte middelen en geoormerkte middelen.

 

productieafspraak:

het totaalbedrag van de afspraken met betrekking tot de prestaties en tarieven ten laste van de contracteerruimte die door de zorgaanbieder en het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder zijn overeengekomen in de budgetronde of herschikkingsronde.

 

Stimuleringsregeling E-health Thuis:

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 december 2018, kenmerk 1457861-185083, houdende stimulering van activiteiten ten behoeve van het opschalen en borgen van het gebruik van e-health toepassingen die ondersteuning of zorg thuis faciliteren. Deze is uitgebreid, met het oog op extra inzet van digitale zorg op afstand voor mensen thuis vanwege SARS-CoV-2 (SET COVID-19).

 

onderaanneming:

er is sprake van onderaanneming of uitbesteding wanneer een door de Wlz-uitvoerder gecontracteerde zorgaanbieder (een deel van) de gecontracteerde zorg of het vervoer zoals bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet langdurige zorg laat uitvoeren door respectievelijk een andere zorgaanbieder of rechtspersoon.

Deze zorgaanbieder of rechtspersoon levert dus een (deel)prestatie of een geheel van prestaties op het gebied van de zorg in opdracht van een andere zorgaanbieder. De eerstgenoemde zorgaanbieder of rechtspersoon wordt in dit kader aangeduid als ‘uitvoerende zorgaanbieder’ of ‘onderaannemer’. De laatstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als ‘opdrachtgevende zorgaanbieder’ of ‘hoofdaannemer’.

 

doorlopende kosten:

kosten die ondanks een daling in de productie blijven doorlopen.

Artikel 2 Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel worden de voorwaarden voor vergoeding en wijze van indiening bij de NZa van doorlopende kosten in fase 4 die het gevolg zijn van het SARS-CoV-2 virus vastgelegd. Deze beleidsregel legt tevens vast op welke wijze wordt afgeweken van andere, in de beleidsregel nader genoemde, regelgeving. Deze beleidsregel is de uitwerking van de brieven van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) d.d. 16 april 2020, onderwerp Financiële zekerheid Wlz zorgaanbieders, met kenmerk 1672600-204097-Z, d.d. 26 juni 2020, onderwerp Financiële zekerheid Wlz: tweede aanvulling, met kenmerk 1710203-207338-LZ, d.d. 22 juli 2020, onderwerp Financiële zekerheid Wlz aanvoerders (derde aanvulling), met kenmerk 1724606-208307-Z, en d.d. 18 november 2020, onderwerp Financiële maatregelen Wlz a.g.v. corona in 2021, met kenmerk 214244-FEZ.

Artikel 3 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op de zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) die wordt geleverd door zorgaanbieders.

 

Voor de artikelen 4, 6, 7 en 8 van deze beleidsregel geldt dat deze artikelen alleen van toepassing zijn op zorgaanbieders die een vergoeding willen aanvragen voor gemaakte doorlopende kosten in 2021.

 

Voor artikel 5 van deze beleidsregel geldt dat dit artikel alleen van toepassing is op zorgaanbieders die de reguliere prestatie willen declareren in het geval van een in dat artikel genoemde situatie.

Artikel 4 Vergoeding van doorlopende kosten fase 4

1. Vergoeding doorlopende kosten fase 4

Zorgaanbieders kunnen een vergoeding ontvangen voor doorlopende kosten die als gevolg van een besmetting met het SARS-CoV-2 virus zijn gemaakt in fase 4.

2. Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van doorlopende kosten in fase 4 moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:   

 

  1. De zorgaanbieder heeft doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus in fase 4. Deze ontstaan doordat er geen of minder zorg kan worden geleverd door één of meer van de onder A tot en met D beschreven omstandigheden.
     
    1. Situatie A (besmetting):
       
      • een zorgaanbieder die de prestaties levert zoals beschreven in de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2021, met uitzondering van de prestaties dagbesteding met de prestatiecodes H900, H902, H903, H904, H906, H910, H913, H914, H915, H916, H920, H921, H922, H930, H931, H933, H944, en geconfronteerd wordt met de gevolgen van een besmetting onder zijn cliënten waardoor minder zorg met verblijf of vpt kan worden geleverd in fase 4;
      • een zorgaanbieder die dagbestedings-/ dagbehandelingsprestaties levert zoals opgenomen in bijlage 2 van deze beleidsregel en als gevolg van een besmetting op de woonlocatie van zijn cliënten geen volwaardige dagbesteding meer kan leveren;
         
    2. Situatie B (advies Directeuren Publieke Gezondheid (DPG)): een zorgaanbieder die dagbestedings-/dagbehandelingprestaties levert zoals opgenomen in bijlage 2 van deze beleidsregel en op advies van de DPG de dagbesteding/dagbehandeling is afgeschaald;
       
    3. Situatie C: een zorgaanbieder die de prestaties levert  zoals opgenomen in bijlage 2 van deze beleidsregel en waarbij de in de bijlage genoemde dagbesteding/dagbehandeling als gevolg van maatregelen van het kabinet of als gevolg van maatregelen die volgen uit RIVM-richtlijnen, niet kunnen worden geleverd. Een voorbeeld hiervan is de 1,5 meter maatregel. Het kan ook een zorgaanbieder betreffen die de prestaties levert zoals opgenomen in bijlage 2 van deze beleidsregel en deze prestaties niet kan leveren vanwege de kwetsbaarheid van de cliënt voor het SARS-CoV-2 virus of dat een cliënt zich niet kan verhouden tot de maatregelen. Bijvoorbeeld respectievelijk een cliënt met een longaandoening en een cliënt met gedragsproblemen.
       
    4. Situatie D (overig): een zorgaanbieder die Wlz-omzetprestaties fase 4 levert en waarbij geen sprake is van een situatie zoals beschreven onder A, B of C. Het kan bijvoorbeeld betreffen een uitval van de vraag naar zorg door een nieuwe besmetting met het SARS-CoV-2 virus in het werkgebied van de zorgaanbieder of de na-ijl effecten van een eerdere besmetting bij de zorgaanbieder vanwege het SARS-CoV-2 virus. Ook een ernstig gebrek aan productiemiddelen om de zorg verantwoord te leveren, bijvoorbeeld een uitzonderlijk hoog ziekteverzuim onder het zorgpersoneel, kan een reden zijn dat minder zorg wordt geleverd;

 

  1. De zorgaanbieder heeft de situatie zodra die zich voordeed, gemeld bij het zorgkantoor, zodat het zorgkantoor op de hoogte is van knelpunten in de zorgverlening. Het zorgkantoor maakt samen met de zorgaanbieder afspraken over de duur van de periode dat een zorgaanbieder in aanmerking komt voor een vergoeding doorlopende kosten en de wederzijdse informatievoorziening. Als uitgangspunt kan de duur zoals vermeld in de brief van het ministerie van VWS d.d. 18 november 2020 met kenmerk 214244-FEZ voor de betreffende situatie worden genomen. Waar sprake is van een combinatie van situaties wordt de duur situationeel gezamenlijk bepaald.

3. Berekening doorlopende kosten fase 4

De vergoeding wordt als volgt vastgesteld:

 

Doorlopende kosten fase 4 = A + B – C – D – E – F – G +/– H

 

waarbij:

 

  1. Berekende omzet op basis van representatieve periode (A)

    A = X + Y, waarbij:

    X: de gedeclareerde en door het zorgkantoor goedgekeurde Wlz-productie (P x Q) van “Wlz-omzet-prestaties zonder correctie doordeweekse dagen representatieve periode” te vermenigvuldigen met 1,032914073 en te delen door 29 dagen. Deze uitkomst wordt vermenigvuldig met het aantal kalenderdagen dat de omzetdervingsperiode kent.
    Y: de gedeclareerde en door het zorgkantoor goedgekeurde Wlz-productie (P x Q) van “Wlz-omzet-prestaties representatieve periode met correctie doordeweekse dagen” te vermenigvuldigen met 1,032914073 en te delen door 20 doordeweekse dagen. Deze uitkomst wordt tot slot vermenigvuldigd met het aantal doordeweekse dagen in de omzetdervingsperiode. Hierbij worden de door de overheid voor de arbeidsovereenkomst en cao benoemde officiële feestdagen (tweede paasdag, tweede pinksterdag, Goede Vrijdag, Koningsdag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede kerstdag) aangemerkt als een zondag.

 

  1. Doorlopende kosten i.v.m. geraamde extra omzet nieuwe locatie/capaciteit (B)
    Door het zorgkantoor en zorgaanbieder overeengekomen geraamde extra productie van “Wlz-omzet-prestaties fase 4” (P x Q afspraak), omdat een zekere productiecapaciteit (bijvoorbeeld plaatsen Wlz-verblijf, volledig pakket thuis (vpt), dagbesteding, groepsbehandeling, logeren, etcetera) of locatie pas na februari 2020 is opgeleverd. De productiecapaciteit zal veelal niet geheel of geheel niet zijn benut, terwijl er wel sprake was van doorlopende kosten van personeel, materieel, kapitaal of inventaris.
    Hieronder kunnen ook de doorlopende kosten worden opgevoerd als gevolg van verplaatsing van productie van de ene zorgkantoorregio naar de andere zorgkantoorregio.

 

  1. Gesloten capaciteit/locatie (C)
    Door het zorgkantoor en zorgaanbieder overeengekomen productie (P x Q) van Wlz-omzetprestaties fase 4  die in mindering wordt gebracht, omdat een zekere capaciteit (aantal bedden/dagbestedings- en/of behandelingscapaciteit, etcetera) of locatie na februari 2020 is verminderd of gesloten/afgestoten. Tegenover de opening van de nieuwe Wlz-locatie, zoals staat vermeld onder b, kan ook een geplande sluiting van een Wlz-locatie met Wlz-productie staan. Het betreft hier niet een vermindering van productiecapaciteit of sluiting van locatie als gevolg van de besmetting met het SARS-CoV-2 virus. Hieronder kan ook de verminderde doorlopende kosten worden opgevoerd als gevolg van verplaatsing van productie van de ene zorgkantoorregio naar de andere zorgkantoorregio.

 

  1. Niet-Wlz-productie (D)
    De niet-Wlz-productie, bijvoorbeeld eerstelijnsverblijf, dagbesteding t.b.v. Wmo/Jeugdwet, die is geleverd op een locatie waar in de representatieve periode Wlz-zorg door Wlz-personeel werd geleverd, maar die in fase 4 is ingericht voor (ook) andere patiënten, en de oorspronkelijke Wlz-personeelkosten, Wlz-inventaris en kapitaallasten in de omzetdervingsperiode fase 4 dus op een andere wijze worden vergoed. De niet-Wlz-productie die geleverd wordt op capaciteit waarvoor onder c is gecorrigeerd (gesloten of afgestoten Wlz-capaciteit) wordt hier niet meegenomen.

 

  1. Niet vergoed aan onderaannemer (E)
    Het deel dat een zorgaanbieder op basis van een onderliggende overeenkomst met de onderaannemer niet heeft vergoed (doorgerekend) aan de onderaannemer in de doorlopende kosten periode fase 4.

 

  1. Gedeclareerde omzet in de periode doorlopende kosten (F)
    De gedeclareerde en door het zorgkantoor goedgekeurde Wlz-productie van Wlz-omzetprestaties  fase 4 over de omzetdervingsperiode in fase 4.

 

  1. Kostenreductie (G)
    De reductie in de kosten die de zorgaanbieder heeft weten te realiseren, omdat zorg niet meer wordt geleverd gedurende een periode in  fase 4.

 

  1. Specifieke omstandigheden zorgaanbieder (H)
    Door zorgkantoor en zorgaanbieder nader te duiden omstandigheid, omdat voor de zorgaanbieder specifieke omstandigheden moeten worden meegenomen, zodat de zorgaanbieder geen onbedoeld voor- of nadeel heeft. De omstandigheid dat sprake is van afgeschaalde GGZ-wonen productie en doorlopende kosten wordt ook als een specifieke omstandigheid gezien.

Artikel 5 Andere invulling prestatiebeschrijving/aanpassing declaratie

1. Verruiming prestaties onder voorwaarden

In situaties A tot en met D zoals genoemd in artikel 4 van deze beleidsregel, wordt geen vergoeding doorlopende kosten aangevraagd, maar kunnen de desbetreffende prestaties worden gedeclareerd wanneer sprake is van:

 

Dagbesteding (in dagdelen) andere invulling.

Dit betreft de prestaties zoals vermeld in artikel 9, eerste lid, van deze beleidsregel.

 

Als de dagbesteding niet wordt geleverd zoals vóór de SARS-CoV-2 virus situatie op een locatie afzonderlijk van de woonsituatie, maar op een alternatieve volledige en volwaardige wijze met/voor de cliënt wordt ingevuld. Bijvoorbeeld: eerst werd de dagbesteding geleverd in een van de woongroep losstaande dagbestedingslocatie en nu wordt de dagbesteding volwaardig op de woongroep geleverd.

In het geval sprake is van een situatie zoals geschetst onder situatie C of D in artikel 3 van deze beleidsregel is een bestuursverklaring nodig alvorens deze alternatieve dagbesteding kan worden gedeclareerd.

 

Als geen volledige en volwaardige dagbesteding wordt geleverd, kan deze ook niet worden gedeclareerd en dient gebruik te worden gemaakt van de regelingen voor vergoeding van doorlopende kosten conform artikel 4 van deze beleidsregel. 

2. Periode

De in het eerste lid van dit artikel beschreven verruiming of tijdelijke verduidelijking van de prestaties, onder de voorwaarde van de benodigde bestuursverklaring, geldt voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021.

Artikel 6 Contracteerruimte

1. Contracteerruimte

De doorlopende kosten gemaakt in fase 4 voor zorgaanbieders zijn onderdeel van de productieafspraak. Zie in dat verband ook artikel 8, eerste lid, van deze beleidsregel.

2. Uitsluiting vergoeding

De doorlopende kosten fase 4 mogen, samen met de gedurende 2021 regulier gedeclareerde productie, niet de bovengrens van de goedgekeurde productie 2021 bij de herschikking overschrijden. Het volgende wordt daardoor niet vergoed:

  • de doorlopende kosten fase 4 die, samen met de gedurende 2021 gedeclareerde productie, de bovengrens van de goedgekeurde productie 2021 bij de herschikking te boven gaan.

3. Sluittarief

De vergoeding voor doorlopende kosten fase 4 behorend bij de niet-gerealiseerde productie als gevolg van het SARS-CoV-2 virus kunnen additioneel worden meegenomen in de vaststelling van de aanvaardbare kosten. De vastgestelde productieafspraak 2021 is het maximum voor de doorlopende kosten van fase 4 . De NZa zal de vergoeding opnemen in het sluittarief.

Artikel 7 Berekening en verantwoording

1. Algemeen

De berekening van de genoemde doorlopende kosten en verantwoording/verslaglegging hiervan steunt zoveel als mogelijk op de handreiking die in 2021 in samenwerking door brancheorganisaties en Fizi is gepubliceerd.

 

Als sprake is van een aanvraag om een vergoeding te ontvangen voor  de doorlopende kosten in fase 4 voor een situatie zoals omschreven onder situatie C of D in artikel 4, tweede lid, onder a, van deze beleidsregel, dient de zorgaanbieder daarbij een door het bestuur van de zorgaanbieder ondertekende bestuursverklaring te overhandigen aan het zorgkantoor.

 

De bestuurder verklaart in deze bestuursverklaring met redenen omkleed ten minste:

  1. dat er sprake is van doorlopende kosten op basis van NZa-nummer (conform rekenregel), omdat sprake is van een situatie zoals omschreven onder C of D;  
  2. dat zorgaanbieder alle mogelijkheden heeft ingezet die redelijkerwijs tot zijn beschikking zijn, maar deze door lopende kosten niet heeft kunnen verhelpen.
  3. dat de  situatie onder b wordt herkend door de cliëntenraad, blijkend uit een verslag, waarin de situatie besproken is met de cliëntenraad. Dit verslag is getekend door de cliëntenraad;
  4. dat, indien van toepassing, de onderaannemers worden doorbetaald zodat onderaannemers niet de dupe worden van een lager aantal cliënten);
  5. dat zoveel mogelijk personeel “om niet” zal worden ingeleend vanuit eventuele onderaannemers of externe dagbestedingscentra;  
  6. dat, indien van toepassing omdat de doorlopende kosten ook verband houden met de dagbesteding/dagbehandeling, de bestuurder zich committeert aan het ontwerpen van beleid om te komen tot volwaardige dagbesteding voor alle doelgroepen.

2. Correctie kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg

Bij het kwaliteitsbudget wordt rekening gehouden met de vergoeding voor doorlopende kosten verpleeghuiszorg op grond van deze beleidsregel, zodat de kosten die al op grond van de doorlopende kosten worden vergoed niet ook op grond van het kwaliteitsbudget worden vergoed. De doorlopende kosten verpleeghuiszorg worden door zorgkantoren en zorgaanbieders betrokken bij de verantwoording van het kwaliteitsbudget 2021.

 

De doorlopende kosten Wlz in fase 4 worden opgedeeld naar doorlopende kosten verpleeghuiszorg en doorlopende kosten overige Wlz-zorg. De opdeling van de doorlopende kosten Wlz vindt plaats op basis van het aandeel verpleeghuiszorg in post A van de rekenregel in artikel 4, derde lid, van deze beleidsregel. Dit aandeel wordt berekend als de gedeclareerde en door het zorgkantoor goedgekeurde Wlz-productie van prestaties zzp vv-4 tot en met vv-10 en vpt vv-4 tot en met vv-10 ten opzichte van de totale gedeclareerde en goedgekeurde Wlz-productie in de representatieve periode.

 

De verdeling van post A wordt toegepast als verdeelsleutel voor de posten B tot en met H (exclusief F).

 

Indien de zorgaanbieder op basis van zijn administratie een specifiekere verdeling wil maken tussen de prestaties zzp en vpt vv-4 tot en met vv-10 en de andere Wlz-productie, dan is dit mogelijk.

 

In de formule ziet dit er als volgt uit:

 

  • doorlopende kosten verpleeghuiszorg = VPH * totaal 

    waarbij: 

    VPH: de gedeclareerde en door het zorgkantoor goedgekeurde Wlz-productie van prestaties zzp vv-4 tot en met vv-10 en vpt vv-4 tot en met vv-10 gedeeld door de totale gedeclareerde en goedgekeurde Wlz-productie in de representatieve periode;

    totaal: totaal vastgestelde doorlopende kosten volgens artikel 4, derde lid, van deze beleidsregel.

Artikel 8 Procedure

1. Herschikking

De doorlopende kosten fase 4 worden niet afzonderlijk vastgesteld, maar zijn onderdeel van de totale productieafspraak zoals bedoeld/vermeld in de Beleidsregel budgettair kader Wlz 2021.

2. Nacalculatie

De zorgaanbieder kan de vergoeding doorlopende kosten die het gevolg zijn van het SARS-CoV-2 virus gezamenlijk met het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder opnemen in de nacalculatie-opgave 2021.

 

De NZa stelt een afzonderlijk formulier beschikbaar bij de nacalculatie-opgave over jaar 2021. Dit formulier is te downloaden vanuit de nacalculatie-opgave. Het gebruik van dit formulier is verplicht.

 

In artikel 4 van deze beleidsregel staan de posten vermeld die in fase 4  als doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus voor vergoeding in aanmerking komen.

 

De nacalculatie-opgave kan op dit onderdeel uitsluitend tweezijdig bij de NZa worden ingediend.

 

De NZa zal bij de nacalculatie-opgave in ieder geval de volgende informatie uitvragen:

  1. Naam en NZa-nummer van de zorgaanbieder die vergoeding verzoekt voor doorlopende kosten fase 4 als gevolg van het SARS-CoV-2 virus;
  2. Naam contactpersoon indien er vragen zijn over de ingevulde kosten of beschrijvingen;
  3. Indien van toepassing omvang van de doorlopende kosten zoals omschreven in artikel 4, derde lid, van deze beleidsregel met daarbij uitsplitsing naar de in dat artikel genoemde onderdelen:
    1. A4, X4, Y4;
    2. B4;
    3. C4;
    4. D4;
    5. E4;
    6. F4;
    7. G4;
    8. H4;

De NZa kan ter zake deskundigen vragen om te adviseren over de effectiviteit en efficiëntie van uitgevoerde werkzaamheden en de mate waarin dit overeenstemt met de geldende richtlijnen. De NZa kan tevens ter zake deskundigen vragen om te adviseren over de berekening/toerekening van de kosten. Het advies van deze deskundigen zal door de NZa worden gebruikt bij de beoordeling van de in de nacalculatie-opgave opgenomen werkzaamheden en kosten met betrekking tot het SARS-CoV-2 virus.

3. Wijze van indienen; twee- en eenzijdige aanvragen; gevolgen eenzijdige aanvragen

Waar in deze beleidsregel wordt gesproken van een tweezijdige indiening van zowel een opgave van de herschikking als de nacalculatie bedoelt de NZa:

  1. zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder dienen gezamenlijk eensluidend in; zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder hebben overeenstemming;
  2. zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder dienen ieder afzonderlijk in en de indieningen zijn eensluidend; zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder hebben overeenstemming.

 

Een anders dan tweezijdig ingediende opgave beschouwt de NZa als eenzijdig.

 

Tweezijdige indiening is van belang om de volgende redenen.

Het gaat om een uitzonderlijke situatie waarbij in theorie sprake is vande bekostiging van niet-geleverde zorg. Ook gaat het om maatwerk tussen zorgaanbieders en zorgkantoren/Wlz-uitvoerders, partijen die in overeenstemming met elkaar en conform de geldende adviezen van de overheid/richtlijnen van relevante beroepsgroepen moeten handelen. Door tweezijdige indiening kan enige balans worden bereikt tussen wensen van partijen, nut, noodzakelijkheid, rechtmatigheid en doelmatigheid van het verzoek tot vergoeding als gevolg van het SARS-CoV-2 virus. In de brief van het ministerie van VWS aan de NZa d.d. 16 april 2020, kenmerk 1672600-204097-Z, is de voorwaarde dat de aanvraag voor een vergoeding wordt ingediend door de zorgaanbieder en Wlz-uitvoerder gezamenlijk ook benoemd.

 

Waar de NZa tweezijdige indiening tot uitgangspunt neemt, kunnen zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder niet volstaan met eenzijdige indiening.

 

Indien een eenzijdige opgave wordt ingediend, vergewist de NZa zich van de grondslag van de weigering van het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder of de zorgaanbieder om de opgave mede te ondertekenen. Een eenzijdige opgave wijst de NZa af, tenzij de NZa de weigering van het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder of de zorgaanbieder kennelijk onredelijk acht. 

Artikel 9 Beleidsregels

Bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden past de NZa haar beleidsregels toe. Voor zover in het kader van deze beleidsregel daarvan wordt afgeweken, is dat in dit artikel beschreven.

1. Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2021 en Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg thuis 2021

In afwijking op de hieronder genoemde artikelen, geldt voor zorgaanbieders voor de toepassing van deze beleidsregel het volgende:

  • Artikel 6, vierde lid, onderdeel f Dagbesteding, Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2021
  • Artikel 7, Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2021

 

De voorwaarde dat de activiteit buiten de woonsituatie moet plaatsvinden, komt voor de prestaties vermeld in onderstaande tabel in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 te vervallen.

 

De dagbesteding die op de woonlocatie van de cliënt wordt geleverd, mag worden afgesproken en gedeclareerd mits het volwaardige dagbesteding betreft. Voorheen kwam de cliënt van de woonlocatie naar de dagbesteding. Nu komt de begeleider, digitaal of fysiek, naar de cliënt. Omdat het hier een wijziging van zorgverlening betreft in een periode dat sprake is van een SARS-CoV-2 virus epidemie, is van belang dat wel volwaardige dagbesteding wordt geleverd en vervolgens gedeclareerd. Als extra waarborg, met name op het punt van de match tussen wat de cliënt nodig heeft in combinatie met persoonlijke wensen en doelen (de vraag) en de kenmerken van de geboden dagbesteding legt de zorgaanbieder hierover verantwoording af aan het zorgkantoor.

 

Indien de zorgaanbieder niet een beroep doet op de doorlopende kosten, maar wel onderstaande prestaties declareert, waarbij de zorg niet op de dagbestedingslocatie wordt geleverd, maar volwaardig op de woonlocatie/thuissituatie en sprake is van situatie C of D, zoals beschreven in artikel 4, tweede lid, onder a, van deze beleidsregel, verklaart de bestuurder van de zorgaanbieder in een verklaring ten minste:

 

  • dat de vormgeving van de dagbesteding, op de woonlocatie door de zorgaanbieder is besproken met de cliëntenraad. Hiertoe staat in de bestuursverklaring opgenomen dat de situatie en alternatieve vormgeving van de dagbesteding met de cliëntenraad is afgestemd en dat de cliëntenraad zijn instemming heeft gegeven met de zorginhoudelijke onderdelen van het bestuursbesluit, waar het instemmingsrecht betrekking op heeft. Indien tijdige instemming door de cliëntenraad niet haalbaar is, wordt de situatie en alternatieve vormgeving van de dagbesteding afgestemd in de eerstvolgende vergadering met de cliëntenraad;

 

Als sprake is van situatie A of B zoals beschreven in artikel 4, tweede lid, onder a, van deze beleidsregel is een bestuursverklaring niet nodig voor een rechtmatige declaratie van de volwaardig geboden dagbesteding/dagbehandeling.

 

Prestatie

Code

Dagbesteding vg

H811 t/m H816 + H818

Dagbesteding lg

H831 t/m H836

Dagbesteding zg auditief

H851 t/m H856

Dagbesteding zg visueel

H871 t/m H876

Dagbesteding GGZ wonen

H001G t/m H005G

Dagbesteding vg

H900, H902, H903, H904, H906

Dagbesteding lg

H910, H913, H914, H915, H916

Dagbesteding zg auditief

H920, H921, H922

Dagbesteding zg visueel

H930, H931, H933, H934

Dagbesteding ggz wonen

H001G, H002G, H003G, H004G, H005G

2. Beleidsregel budgettair kader Wlz 2021

In afwijking op de hieronder genoemde artikelen, geldt voor zorgaanbieders voor de toepassing van deze beleidsregel het volgende:

 

Artikel 1, 11, 12 en 13 Beleidsregel budgettair kader Wlz 2021

Voor de toepassing van deze beleidsregel worden doorlopende kosten fase 4 ook gezien als onderdeel van de productieafspraak.

3. Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021

In afwijking op de hieronder genoemde artikelen, geldt voor zorgaanbieders voor de toepassing van deze beleidsregel het volgende:

 

Artikel 1, 5, derde lid en vierde lid, Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021

Voor de toepassing van deze beleidsregel worden doorlopende kosten fase 4 ook gezien als onderdeel van de productieafspraak.

 

Artikel 1 en 5 Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021

In dit artikel wordt de totaal financieel gerealiseerde productie gedefinieerd als de financiële waarde van de productie zoals deze feitelijk is geleverd en gedeclareerd door de zorgaanbieder. Waar normaal alleen de daadwerkelijk gerealiseerde productie in aanmerking voor vergoeding komt, wordt voor de toepassing van deze beleidsregel de vergoeding voor doorlopende kosten fase 4 behorend bij de niet gerealiseerde productie als gevolg van het SARS-CoV-2 virus additioneel meegenomen in de vaststelling van het sluittarief, zodat zorgaanbieders voldoende dekking krijgen voor de doorlopende kosten.

 

Artikel 4, eerste tot en met derde lid, Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021

Bij de berekening van de aanvaardbare kosten voor het jaar 2021 wordt tevens de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus doorlopende kosten Wlz 2021 betrokken. Dit betekent dat een vergoeding daaruit wordt meegenomen in de berekening van het sluittarief/vereffeningbedrag.

 

Artikel 5 Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021

In aanvulling op dit artikel bevat de nacalculatie-opgave over het jaar 2021 tevens hetgeen genoemd in artikel 4, 7 en 8 van de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus doorlopende kosten Wlz 2021. Bij de nacalculatie en de vaststelling van de aanvaardbare kosten wordt de toepassing van deze beleidsregel tevens in acht genomen.

 

Artikel 5, eerste lid, Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021

Bij enkele onderdelen van de nacalculatie-opgave is eenzijdige indiening niet mogelijk. In aanvulling op de opsomming in onderdeel b) van dit artikel geldt dat de doorlopende kosten fase 4 die het gevolg zijn van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus onderdeel zijn van de nacalculatie waarbij de zorgaanbieder en het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder verplicht zijn tweezijdig in te dienen.

Artikel 10 Regelingen

Bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden, past de NZa haar regelingen toe. Voor zover in het kader van deze beleidsregel daarvan wordt afgeweken, is dat in dit artikel beschreven.

1. Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021

In afwijking op de hieronder genoemde artikelen, geldt voor zorgaanbieders voor de toepassing van deze beleidsregel het volgende:

 

Artikel 1 en 9 Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021

Het nacalculatieformulier en de nacalculatie-opgave bevatten tevens de onderdelen zoals genoemd in de artikelen 4, 7 en 8 van deze beleidsregel.

 

Artikel 7 Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021

In aanvulling op het genoemde artikel, geldt voor zorgaanbieders voor de toepassing van deze beleidsregel het volgende:

 

Doorlopende kosten                                     

De zorgaanbieder legt alle elementen A tot en met H uit artikel 4 van deze beleidsregel vast in zijn administratie. Voor de elementen B, C en H uit artikel 4 van deze beleidsregel legt de zorgaanbieder de goedkeuring van het zorgkantoor, zoals bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregel, vast in zijn administratie.

 

Artikel 8, eerste lid, Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021

In aanvulling op het genoemde artikel, geldt voor zorgaanbieders voor de toepassing van deze beleidsregel het volgende:

 

Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders

In aanvulling op de Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021 zal de nacalculatie-opgave 2021 tevens de onderdelen zoals genoemd in de artikelen 4, 7 en 8 van deze beleidsregel bevatten.

Artikel 11 Vervallen oude beleidsregel

De Beleidsregel SARS-CoV-2 virus: fase 3, met kenmerk BR/REG-20160a, die een geldigheidsduur heeft tot en met 31 mei 2021, komt op laatstgenoemde datum van rechtswege te vervallen.

Artikel 12 Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel, bekendmaking, inwerkingtreding, terugwerkende kracht en citeertitel

Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel

 

De Beleidsregel SARS-CoV-2 virus: fase 3, met kenmerk BR/REG-20160a, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.

 

Inwerkingtreding/bekendmaking

 

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vervalt met ingang van 1 juni 2022.

Indien de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg, wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2020, treedt de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2021.

 

Citeertitel

 

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel SARS-CoV-2 virus doorlopende kosten Wlz 2021.

Toelichting

Wijzigingen ten opzichte van Beleidsregel SARS-CoV-2 virus: fase 3 (BR/REG-20160a):

 

De volgende onderdelen zijn gewijzigd:

  • DPG-en: de situatie dat een compensatie van de doorlopende kosten mogelijk is als de directeuren Publieke Gezondheid van de Veiligheidsregio’s adviezen hebben geven die de dagbesteding kunnen raken, is verduidelijkt;
  • Berekening doorlopende kosten: Hier is een extra variabele aan toegevoegd die rekening houdt met de indexatie van de in februari 2020 geleverde productie.
  • GGZ-wonen: vanaf 2021 krijgen cliënten met een psychiatrische aandoening die blijvend toezicht en/of 24 uur zorg per dag nodig hebben toegang tot de Wlz. Voor de doelgroep GGZ-wonen hebben wij,  specifiek in de berekening van de doorlopende kosten vermeldt dat de omstandigheid wordt meegenomen onder H.
  • Een bestuursverklaring is geen vereiste als sprake is van een concrete besmetting op de woonsituatie en daarmee samenhangende quarantainemaatregeling en de situatie dat de DPG-en adviezen hebben gegeven die de dagbesteding kunnen raken;
  • Voor zover nog sprake is van een bestuursverklaring is deze zo beknopt mogelijk gehouden;
  • Niet-Wlz productie: de zorg die bekostigd werd uit de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling is komen te vervallen. Deze subsidieregeling is beëindigd.

 

Algemeen

 

Het is voorstelbaar dat ook in 2021 er situaties zijn waarbij aanbieders van zorg met verblijf, geclusterd vpt of dagbesteding geconfronteerd worden met de gevolgen van een besmetting met het SARS-CoV-2 virus die niet door hen te beïnvloeden zijn.

 

Met deze beleidsregel wordt een oplossing geboden door zorgaanbieders voor deze situaties te compenseren voor de gevolgen van een besmetting met het SARS-CoV-2 virus. Het betreft een vergoeding voor de doorlopende kosten van zorgaanbieders, die als gevolg van het coronavirus tijdelijk minder declarabele productie realiseren. Tevens maken wij het mogelijk om afzonderlijke dagbesteding of dagbehandelingsprestaties (per dagdeel) te declareren in de situatie dat deze op vernieuwende wijze volwaardig op de woonlocatie wordt geleverd.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1         Begripsbepalingen

 

representatieve periode:

Om de uniformiteit in de uitvoering te bevorderen, is onderdeel A van de vergoeding van doorlopende kosten gebaseerd op een periode die representatief is voor zorg die in de omzetdervingsperiode zou zijn gedeclareerd in het geval geen sprake zou zijn van een SARS-CoV-2 virus epidemie. De representatieve periode is gelijk aan de representatieve periode die voor de vergoeding in fase 1, 2 en 3 (2020) wordt gehanteerd, omdat deze het beste de macro-omzet voorspelt. Zie voor een nadere toelichting de toelichting in de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus.

 

Wlz-omzet-prestaties fase 4:

De vergoeding van de doorlopende is gebaseerd op de brief van het ministerie van VWS d.d. 16 april 2020, onderwerp Financiele zekerheid Wlz zorgaanbieders met kenmerk 1672600-204097-Z en d.d. 26 juni 2020, onderwerp Financiele zekerheid Wlz: tweede aanvulling met kenmerk 1710203-207338-LZ. En de brief van 18 november 2020, onderwerp Financiële maatregelen Wlz a.g.v. corona in 2021, met kenmerk 214244-FEZ van het ministerie van VWS.

Hieruit volgt dat de doorlopende kosten alleen toezien op door de NZa gereguleerde zorg en waarvoor in 2021 al prestaties zijn vastgesteld door de NZa die vallen onder de contracteerruimte.

 

Artikel 3         Reikwijdte

 

Deze beleidsregel is van toepassing op de zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Wlz door zorgaanbieders. Cliënten zonder Wlz-indicatie ontvangen geen zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Wlz en vallen daarmee niet onder de reikwijdte van deze beleidsregel. Voor de cliënten zonder Wlz-indicatie kan niet op basis van deze beleidsregel een vergoeding worden verkregen.

 

Artikel 4         Vergoeding van doorlopende kosten fase 4

 

In dit artikel lichten wij toe dat de vergoeding doorlopende kosten voorziet in een met zorgkantoren overeen te komen vergoeding voor de doorlopende kosten die verband houden met zorg die in een zekere periode niet kon worden geleverd.

 

2. Voorwaarden

 

Om voor vergoeding in aanmerking te komen, moet sprake zijn van tenminste één van de vier geschetste specifieke situaties.

 

Situatie A betreft kort samengevat een aanbieder van zzp- of vpt-prestaties die in fase 4 met een nieuwe besmetting wordt geconfronteerd en bijvoorbeeld als gevolg daarvan pas na een zekere periode weer nieuwe cliënten kan opnemen. Als gevolg van deze situatie is sprake van lege plaatsen en dus doorlopende kosten. Met ingang van 2021 omvat situatie A ook de aanbieder die geen dagbesteding kan leveren omdat als gevolg van de besmetting op de woon of verblijfslocatie de client niet meer naar de dagbesteding mag of kan. Bijvoorbeeld door de quarantaineregels waarbij een persoon voor een zeker aantal dagen op de woonlocatie moet blijven als een besmetting in de woonsituatie is geconstateerd. Een bestuursverklaring is in dit geval niet noodzakelijk indien een beroep wordt gedaan op een vergoeding voor de doorlopende kosten omdat de dagbesteding als gevolg van een besmetting op de woonlocatie niet kan worden geleverd en cliënten de woonlocatie niet mogen verlaten.

 

In situatie A is een melding (vooraf) door de aanbieder bij het zorgkantoor noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld in regulier contact tussen aanbieder en zorginkoper. Zorgkantoren kunnen in hun afwikkelingsproces vervolgens teruggrijpen op de initiële melding indien sprake blijkt van doorlopende kosten. Deze melding volstaat dan voor het zorgkantoor.

 

Situatie B omvat de situatie dat de directeuren Publieke Gezondheid (DPG-en) van de Veiligheidsregio’s een advies hebben gegeven dat ook de dagbesteding raakt. Dit kan ertoe leiden dat geen dagbesteding wordt geleverd die volledig voldoet aan de vastgestelde voorwaarden bij de prestatiebeschrijving. In de Routekaart coronamaatregelen (zie bijlage bij TK 2019/2020, 25295, nr. 656) is aangegeven dat bij risiconiveaus 3 en 4 de omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de directeuren Publieke Gezondheid van de Veiligheidsregio’s adviezen geven die ook de dagbesteding kunnen raken. Een bestuursverklaring is in dit geval niet noodzakelijk indien een beroep wordt gedaan op een vergoeding voor de doorlopende kosten .

 

In situatie B is een melding (vooraf) door de zorgaanbieder bij het zorgkantoor noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld in regulier contact tussen zorgaanbieder en zorginkoper. Zorgkantoren kunnen in hun afwikkelingsproces vervolgens teruggrijpen op de initiële melding indien sprake blijkt van doorlopende kosten. Deze melding volstaat dan voor het zorgkantoor.

 

Situatie C omvat de situatie dat cliënten niet naar de dagbesteding kunnen in verband met kabinetsmaatregelen, RIVM-richtlijnen of vanwege andere overwegingen die verband houden met de gezondheid en kwetsbare situatie van de cliënt in relatie tot het SARS-CoV-2 virus.

De kabinetsmaatregelen en RIVM richtlijnen die verband houden met een besmetting en de daarop volgend getroffen quarantainemaatregelen (10 dagen thuisblijven) zijn hiervan uitgezonderd en reeds benoemd onder A).

Een bestuursverklaring is in dit geval wel noodzakelijk als een beroep wordt gedaan op een vergoeding voor doorlopende kosten omdat de dagbesteding niet of maar deels kan worden geleverd.

 

In situatie C is een melding door de zorgaanbieder bij het zorgkantoor noodzakelijk.

 

Situatie D betreft de situatie waarbij bijvoorbeeld een besmetting heeft plaatsgevonden en de locatie SARS-CoV-2 virusvrij is. Door een SARS-CoV-2 virus gerelateerde oorzaak (na-ijl effect) is nog steeds onvermijdelijk sprake van leegstand. Situatie D betreft ook de situatie waarbij in het werkgebied van de gecontracteerde zorgaanbieder, maar niet bij betreffende zorgaanbieder zelf, sprake is van een (lokale) besmetting, waardoor opnames worden uitgesteld of dat cliënten niet naar de dagbesteding kunnen/willen. Tevens is het mogelijk om een beroep te doen op de doorlopende kostenregeling indien sprake is van een uitzonderlijk hoog ziekteverzuim onder het personeel waarvoor geen vervangend personeel is waardoor de “reguliere” zorg wordt afgeschaald. Tot slot is het mogelijk om onder D een beroep te doen op een vergoeding voor doorlopende kosten indien sprake is van een onvoorzien onbedoeld gevolg van het SARS-CoV-2 virus dat leidt tot significante doorlopende kosten. In dit geval dient de zorgaanbieder het zorgkantoor hierover zo snel als mogelijk te informeren. Op deze wijze kan snel geanticipeerd op gewijzigde omstandigheden.

Een bestuursverklaring is in dit geval wel noodzakelijk als een aanvraag  wordt gedaan vooreen vergoeding voor doorlopende kosten. 

 

Duur

Het zorgkantoor maakt samen met de zorgaanbieder afspraken over de duur van de periode dat een zorgaanbieder in aanmerking komt voor een vergoeding doorlopende kosten en de wederzijdse informatievoorziening. Als uitgangspunt kan de duur zoals vermeld in de brief van het ministerie van VWS d.d. 18 november 2020 met kenmerk 214244-FEZ voor de betreffende situatie worden genomen.

 

In de brief worden de volgende periodes gehanteerd. Uitgangspunt is dat de vergoeding voor de periode doorlopende kosten heeft een maximale

duur heeft van:

- Situatie A: twee maanden met mogelijke verlenging van telkens twee maanden;

- Situatie B: duur maatregel DPG;

- Situatie C: maximaal tot eind 2021;

- Situatie D: één maand met mogelijke verlenging van telkens één maand.

 

Waar sprake is van een combinatie van situaties wordt de duur situationeel gezamenlijk bepaald.

 

3. Berekening doorlopende kosten fase 4

 

De wijze waarop de doorlopende kosten worden berekend, is in essentie gelijk aan de wijze waarop deze voor fase 4 werd berekend. Alleen de voorwaarden maken mogelijk dat er sprake is van een andere benadering door zorgkantoren.

Onderdeel A omvat de productie die in de representatieve periode (i.c.  februari 2020) is geleverd en goedgekeurd door het zorgkantoor. De berekening van de doorlopende kosten houdt onder A en vervolgens onder Y – op verzoek van zorgaanbieders – er rekening mee dat sommige prestaties met name op doordeweekse dagen worden geleverd en niet in de weekenden, en dat de verhouding doordeweeksedagen en weekenddagen in de omzetdervingsperiode anders kan zijn dan in februari. Denk hierbij aan behandeling van cliënten die thuis wonen (behandeling groep) of aan de dagbesteding die vaak doordeweeks wordt geleverd.  

 

Ook is besloten om door de overheid voor de arbeidsovereenkomst en cao benoemde officiële feestdagen (tweede paasdag, tweede pinksterdag, Goede Vrijdag, Koningsdag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede kerstdag) te beschouwen als een zondag, omdat volgens deskundigen/controllers anders in veel gebruikelijke situaties sprake zou zijn van overcompensatie.

 

Omdat gewerkt wordt met een representatieve periode van februari 2019 wordt vermenigvuldigd met een index van 1,032914073.

Deze index is bepaald op basis van de brieven van het ministerie van VWS met kenmerk 1508146-188895-MEVA, d.d. 2 april 2019 en kenmerk 1668303-203717-MEVA, d.d. 2 april 2020. Hierbij is de verhouding 0,75% loonkosten index en 0,25% materiële kosten index gehanteerd.

 

Onderdelen B en C beschrijven de mutaties die nog moeten plaatsvinden omdat na de einddatum van de representatieve periode (i.c. 29 februari 2020) nog, onafhankelijk van de epidemie met het SARS-CoV-2 virus de productie is gewijzigd bij een zorgaanbieder. Het zorgkantoor heeft het beste zicht op capaciteitsmutaties bij een zorgaanbieder. De zorgaanbieder legt capaciteitsmutaties ter goedkeuring voor aan het zorgkantoor. Ook hierbij gaat het alleen om een aanbieder specifieke compensatie van de doorlopende kosten en niet van de volledige gederfde omzet.

 

Onderdeel D corrigeert voor de opbrengsten die worden verkregen uit andere zorg dan Wlz-zorg. Een locatie waar in de representatie periode (i.c. februari 2020) nog Wlz-zorg werd geleverd aan Wlz-cliënten kan in maart 2021 zijn ingericht als bijvoorbeeld een corona-unit. Het voormalige Wlz-personeel, de inventaris en kapitaallasten worden dan ook vergoed uit de opbrengsten uit andere domeinen. Deze correctie voorkomt een dubbele bekostiging.

Onderdeel D wordt alleen ingevuld voor de zorg waarvoor dit te identificeren is. Het is voorstelbaar dat dit niet mogelijk is voor afdelingen die in de representatieve periode al gemengd waren. Dan kan voor het berekenen van de doorlopende kosten ook worden uitgegaan van de normale productie (opbrengsten in de representatieve periode minus feitelijke opbrengsten) als op totaalniveau van de opbrengsten wel duidelijk sprake is van schade als gevolg van doorlopende kosten.

Het is voorstelbaar dat een geplande capaciteitwijziging waarbij nieuwe gebouwen worden opgeleverd en oude afgestoten als gevolg van de uitbraak anders verloopt. Een geplande sluiting wordt uitgesteld en hier wordt tijdelijk ELV geleverd. Als de sluiting voor Wlz-productie al is meegenomen onder onderdeel C, moet deze ELV omzet niet in onderdeel D worden verdisconteerd. 

 

Onderdeel E beschrijft het deel dat de zorgaanbieder niet heeft vergoed aan de onderaannemer op basis van een eventuele onderliggende overeenkomst tussen beiden. Bijvoorbeeld:

Een zorgaanbieder heeft een overeenkomst gesloten met een vervoerder. Onder die overeenkomst is de zorgaanbieder verplicht om de vervoerder te betalen voor zijn diensten. Mede afhankelijk van de overeengekomen afspraken, kan het zo zijn dat de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus van invloed is op de verschuldigdheid en/of de hoogte van deze betalingsverplichting.

Indien de zorgaanbieder de vervoerder slechts gedeeltelijk doorbetaalt, dient de zorgaanbieder het bedrag dat niet (gedeeltelijk) is doorbetaald – dat wil zeggen het verschil tussen het bedrag dat onder normale omstandigheden (zonder uitbraak SARS-CoV-2 virus) en het nu (gedeeltelijk) doorbetaalde bedrag op grond van de onderliggende overeenkomst – op te geven onder de post E.

Indien er geen sprake is van enige doorbetaling, geeft de zorgaanbieder onder E op datgene dat onder normale omstandigheden (zonder uitbraak SARS-CoV-2 virus) zou zijn betaald aan vervoerder.

Indien de doorbetaling niet wordt beïnvloed door de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus, hoeft de zorgaanbieder niets op te geven onder de post E.

 

Onderdeel G betreft besparingen die een zorgaanbieder heeft doordat hij bepaalde zorg of diensten niet levert. Het is voorstelbaar, afhankelijk van de individuele situatie, dat er kostenposten of kostensoorten vooraf te benoemen zijn waarvan er een redelijke kans bestaat dat de uitgaven zijn gedaald. Denk bijvoorbeeld aan de personeelkosten van het personeel niet in loondienst (nulurencontract) in de situatie dat sprake is van leegstand. Van deze kostensoorten wordt nagegaan of in de feitelijke, individuele situatie sprake is van kostenreductie. Het is niet nodig om een zeer gedetailleerde berekening, opgave en verantwoording te doen van alle kostenposten en soorten.  

 

Onderdeel H geeft zorgaanbieders en zorgkantoren in onderling overleg de mogelijkheid om op de uitkomst nog te corrigeren voor factoren die onder A tot en met G niet zijn meegenomen, maar waarmee wel rekening moet worden gehouden. De door ons gekozen representatieve periode, i.c. februari 2020, is macro bezien de beste keuze, maar kan op het niveau van een zorgaanbieder onredelijk uitpakken waardoor de zorgaanbieder onbedoeld te veel middelen zou krijgen of onbedoeld te weinig middelen. Onder H kan worden gecorrigeerd voor dergelijke omstandigheden. Onderdeel H  omvat ook de doorlopende kosten voor GGZ wonen. Deze zorg is per 2021 overgeheveld van de Wmo naar de Wlz. Zorgkantoren beschikken niet over de in de in 2020 gedeclareerde productie. Daarom moet de gederfde omzet worden gebaseerd op de feitelijk productie aan GGZ wonen cliënten vlak voordat deze als gevolg een in artikel 4 benoemde situatie is gestaakt.

 

De NZa zal alleen een positieve uitkomst van de formule uiteindelijk opnemen in het sluittarief, omdat alleen dan sprake is van doorlopende kosten.

 

Artikel 6          Contracteerruimte

 

3. Sluittarief

 

De vergoeding voor de doorlopende kosten wordt verwerkt in het sluittarief.

 

Artikel 7         Berekening en verantwoording

 

Ten aanzien van de verantwoording van de vergoeding voor doorlopende kosten fase 4 wordt aangesloten bij de beschreven werkwijze en verantwoording van de vergoeding van omzetderving zoals opgenomen in de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus en de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus: fase 3 die beide golden voor het jaar 2020. Dit geldt voor alle sectoren (vv, ghz en ggz).

 

Een aanbieder van dagbesteding zg, lg, vg of ggz in afzonderlijke dagdelen moet zich via een bestuursverklaring verantwoorden jegens het zorgkantoor indien de dagbesteding in fase 4 niet volwaardig kan worden geleverd en daarom een beroep wordt gedaan op een vergoeding van de doorlopende kosten. Het niet-leveren van dagbesteding of het leveren van minder dagbesteding kan er immers toe leiden dat een beroep wordt gedaan op vergoeding, omdat dan sprake is van doorlopende kosten. De doorlopende kosten vergoeding representeert daarmee de situatie waarbij de zorg voor de cliënt niet als vanouds is. Daarom is extra verantwoording noodzakelijk en heeft het zorgkantoor de mogelijkheid om waar mogelijk cliënten te helpen om te komen tot volwaardige dagbesteding. De bestuursverklaring is alleen noodzakelijk als sprake is van situatie C of D. De bestuursverklaring is niet nodig bij situatie A of B omdat onder A en B sprake is van een concrete besmetting en RIVM maatregelen die verband houden met een besmetting en in acht te nemen quarantaine maatregelen.

 

Een zorgaanbieder (verpleeghuis, gehandicapteninstelling, aanbieder van dagbesteding, mpt-zorg) die een beroep doet op een vergoeding voor de doorlopende kosten en waarbij sprake is van een situatie zoals geschetst onder D moet zich ook via een bestuursverklaring verantwoorden omdat sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid waarbij de zorgaanbieder zijn uiterste best moet hebben gedaan om de afschaling van zorg te voorkomen. Bijvoorbeeld et bellen van de clienten op de wachtlijst of, de inzet van alternatief personeel.

 

Correctie kwaliteitsbudget

Met de komst van deze beleidsregel bestaan er naast elkaar twee vergoedingen voor dezelfde doorlopende kosten. Bij vermindering van de feitelijke productie ontvangt een zorgaanbieder zowel een vergoeding op grond van deze beleidsregel als op grond van het kwaliteitsbudget. Bij de berekening van het kwaliteitsbudget neemt immers het kwaliteitsbudget toe indien de feitelijke productie vermindert. Daarom is een extra onderdeel opgenomen om duidelijkheid te verschaffen over de toedeling van doorlopende kosten Wlz naar doorlopende kosten verpleeghuiszorg en doorlopende kosten overige Wlz-zorg.

 

Artikel 8         Procedure

 

De vergoeding doorlopende kosten fase 4 is net als de vergoeding doorlopende kosten fase 1,2 en 3 onderdeel van de contracteerruimte en de productieafspraak bij de herschikking.

 

1. Herschikking

 

In het herschikkingsformulier 2021 kunnen Wlz-zorgaanbieder en zorgkantoor de doorlopende kosten meenemen door de oorspronkelijke productieafspraak 2021 te handhaven. De definitieve productieafspraak na herschikking dient als bovengrens voor de vergoeding van de doorlopende kosten.

 

Artikel 9         Beleidsregels

Artikel 10       Regelingen

 

Met de komst van deze beleidsregel bestaan er meerdere geldende NZa-beleidsregels/regelingen naast elkaar die op enkele punten van elkaar afwijkend dan wel tegenstrijdig zijn. Bijvoorbeeld op de inhoud van enkele prestatiebeschrijvingen of in terminologie zoals gebruikt bij de herschikkings- en nacalculatieprocedure. Om de toepassing van deze beleidsregel mogelijk te maken, bijvoorbeeld de procedure zoals beschreven in artikel 8 van deze beleidsregel, zijn in artikel 9 van deze beleidsregel de onderdelen opgenomen waarmee van andere geldende NZa beleidsregels wordt afgeweken. In artikel 10 van deze beleidsregel zijn de onderdelen opgenomen waarmee van andere geldende NZa regelingen wordt afgeweken. Deze afwijkingen gelden alleen voor die gevallen waarbij deze beleidsregel wordt toegepast. In die gevallen waar deze beleidsregel niet wordt toegepast, zijn de andere geldende beleidsregels en regelingen van de NZa onverminderd van toepassing.

Hierbij is ervoor gekozen om de afwijkingen voor de toepassing van deze beleidsregel in deze artikelen te verzamelen en niet in de andere geldende NZa-regelgeving op te nemen, zodat na verloop van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus de regelgeving op deze onderdelen niet hoeft te worden hersteld.

 

De zorgaanbieder legt de kosten en opbrengsten gerelateerd aan deze beleidsregel duidelijk identificeerbaar in zijn administratie vast. De zorgaanbieder kan ervoor kiezen hiervoor een aparte kostenplaats in zijn administratie te gebruiken.

 

Dagbesteding/dagbehandeling (per dagdeel) (uitzonderingen)

Voor de invulling van de dagbesteding zijn in deze beleidsregel uitzonderingen ten op zichte van de beleidsregels opgenomen (woonsituatie). Deze uitzonderingen zijn van toepassing in fase 4.

 

De voorwaarde dat de activiteit buiten de woonsituatie moet plaatsvinden, komt voor de in artikel 9 van deze beleidsregel opgenomen prestaties in fase 4 te vervallen.

 

Dit geeft aanbieders van dagbesteding/dagbehandeling (prestaties met als eenheid een dagdeel) de ruimte om goede dagbesteding op de woonlocatie van de cliënt te leveren en deze zorg ook feitelijk te declareren. Er is dan ook voor deze cliënten geen sprake van omzetderving, omdat de zorg geleverd wordt. Alleen de locatie is anders en er is geen sprake van vervoer van cliënten. Om er voor te zorgen dat deze nieuwe vorm van dagbesteding wel is afgestemd op de cliënt wordt van deze zorgaanbieders gevraagd een aantal zaken te verklaren.

 

Inhoudsopgave

Alles dichtklappenAlles openklappen

Bijlagen

Naar boven