Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7504/GA, 18 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7504/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 18 december 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 6 juli 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. V. Poelmeijer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij de PI Vught, gehoord op de zitting van 9 oktober 2020 in de PI Vught. De beroepscommissie heeft ter zitting het verzoek om aanhouding, dat klagers raadsman namens klager heeft gedaan, afgewezen. Na de zitting is evenwel gebleken dat klager de uitnodiging voor de zitting niet had ontvangen. De voorzitter van de beroepscommissie heeft het onderzoek daarom heropend, aan klager een verslag van de zitting toegestuurd en hem in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Klagers raadsman heeft vervolgens namens klager schriftelijk gereageerd. Dit schrijven is aan de directeur van de PI Vught toegezonden.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kreeg hoofdpijn (hij werd versuft en verward) van de medicatie en hij ziet de noodzaak ervan niet. Hij heeft herhaaldelijk aangegeven terug te willen naar medicatie in tabletvorm. Het is ook niet duidelijk waarom plaatsing in afzondering geen optie zou zijn. Er is niet voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

Klager raakte geïrriteerd van de grote groep mensen die aanwezig was bij het toedienen van de medicatie. Onvoldoende is gemotiveerd dat sprake zou zijn geweest van een zodanig onmiddellijk dreigend of acuut gevaar dat dwangbehandeling noodzakelijk was.

 

Standpunt van de directeur

Er is duidelijk sprake van een stoornis, namelijk van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. Diverse concrete gedragingen van klager wijzen daarop. Klager is vanuit het politiebureau direct in het PPC geplaatst, omdat hij zich op het politiebureau ernstig had misdragen (spugen en smeren van ontlasting). In het PPC kwam hij oninvoelbaar, geagiteerd en dreigend over en was hij moeilijk te sturen in contact. Op 22 juni 2020 was hij fysiek agressief richting het afdelingspersoneel. Er is dan ook gevaar voor ernstig letsel bij derden.

Gelet op de aard van de stoornis zijn er geen alternatieven voorhanden. Klager weigert vrijwillige inname. Tijdens eerdere verblijven van klager in het PPC is meermaals sprake geweest van dwangbehandeling. Na het starten van de b-dwangbehandeling op 23 juni 2020 is klagers toestandsbeeld enigszins verbeterd. Het was niet bekend dat klager hoofdpijn kreeg van de medicatie.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Klager heeft geen toestemming verleend om het behandelingsplan, waarin de a-dwangbehandeling is opgenomen, over te leggen.

 

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met schizofrenie. Er was sprake van een psychotisch toestandsbeeld. Klager was achterdochtig, zo nu en dan dreigend en hij sprak onnavolgbaar.

Klager is op 19 juni 2020 in het PPC geplaatst, omdat hij zich op het politiebureau ernstig had misdragen, door te spugen en met ontlasting te smeren. In het PPC kwam hij oninvoelbaar, geagiteerd en dreigend over en was hij moeilijk te sturen in contact. Klager heeft een omvangrijk strafblad met meerdere gewelds- en vermogensdelicten. De per 23 juni 2020 toegepaste b-dwangbehandeling vanwege een agressief incident jegens afdelingspersoneel had een positief effect. Er werd naar gestreefd deze lijn voort te zetten door toepassing van de a dwangbehandeling. Volgens de psychiaters is vanwege het psychotische beeld, de justitiële voorgeschiedenis en het agressief incident sprake van gevaar op agressie jegens derden en zijn er gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke behandeling met anti-psychotische medicatie. Verblijf in afzondering is daarvoor geen adequaat alternatief.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar voor ernstig letsel bij derden veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 18 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven