Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5310/GA, 18 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5310/GA

Betreft [klager]

Datum 18 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn kleding.

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 6 november 2019 het beklag ongegrond verklaard (ZS-JI-2019-76). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. Berbee, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is met twee dozen vanuit het Detentiecentrum (DC) Schiphol in het JC Zaanstad aangekomen. Toen werd aangegeven dat er slechts één doos was toegestaan. De andere doos is teruggestuurd. Het DC Schiphol heeft de doos toen nagezonden. Deze doos is ook in het JC Zaanstad ontvangen, alwaar de doos is omgepakt in een plastic tas en zou zijn aangeboden aan klager. Bij het retourneren of het ompakken van de doos is kennelijk kleding verdwenen. De directeur van het JC Zaanstad heeft dus onzorgvuldig gehandeld. Klager heeft daardoor schade geleden. Verzocht wordt deze schade te vergoeden of anders naar redelijkheid en billijkheid een tegemoetkoming vast te stellen.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat tussen partijen niet (meer) ter discussie staat dat klager met één doos in het JC Zaanstad is aangekomen en dat één doos op 21 december 2018 is nagestuurd en vervolgens is omgepakt in een tas en aan klager is aangeboden. Klager stelt dat er in die tweede doos c.q. in de tas kleding miste. De directeur betwist dit – zo begrijpt de beroepscommissie.

Wat zat er in de tweede doos?

Op klagers bagagelijst van het DC Schiphol d.d. 26 april 2018 staat een aanzienlijk grotere hoeveelheid kleding dan op de invoerlijst van het JC Zaanstad van 19 december 2018. Die invoerlijst betreft kennelijk slechts de inhoud van de doos die klager bij zich had tijdens zijn overplaatsing. In het dossier bevindt zich geen invoerlijst (of uitvoerlijst) van de tweede doos. Het is dus onduidelijk wat daar precies in heeft gezeten. Klager kan het een en ander tussen 26 april 2018 en 19 december 2018 van de hand hebben gedaan, maar het ligt niet voor de hand dat hij slechts met twee korte broeken, een T-shirt en drie paar sokken (de inhoud van de eerste doos volgens de invoerlijst) is vertrokken. Wel duidelijk is dat de tweede doos tien kilogram woog, nu dat op het formulier van de Dienst Vervoer & Ondersteuning staat. De beroepscommissie leidt hieruit af dat er (onder meer) een groot aantal kledingstukken van klager in de tweede doos heeft gezeten.

Wat heeft klager uit de tweede doos ontvangen?

Het is niet vast te stellen welke kledingstukken klager uit de tweede doos – na het om onduidelijke redenen ompakken daarvan in een tas – heeft ontvangen. Het kan de directeur van het JC Zaanstad evenwel worden tegengeworpen dat in het JC Zaanstad niet is geregistreerd welke kleding er is binnengekomen en (in hoeverre deze) aan klager is uitgereikt. Een dergelijk stuk is in elk geval niet overgelegd.

Bij deze stand van zaken acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager kleding is verloren door handelen of nalaten van het personeel van het JC Zaanstad. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Tegemoetkoming

De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de omvang van de schade in dit geval niet eenvoudig vast te stellen. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken en klager ten minste ongemak heeft ondervonden doordat hij niet over al zijn kleding kon beschikken, komt klager nochtans een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 18 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven