Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6201/TA, 9 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6201/TA             

           

Betreft [klager]            Datum 9 december 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld over:

a.  de maatregel van afzondering van 4 september 2019 (K-2019-278);

b.  het onder toezicht telefoneren (K-2019-279);

c.  de maatregel van afdelingsarrest van 20 september 2019 (K-2019-294);

d.  het niet direct reageren na klachten over een rioolverstopping (K-2019-294).

De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 12 februari 2020 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en namens het hoofd van de instelling, […], hoofd behandeling en […], jurist, gehoord op de zitting van 9 september 2020 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissingen zijn onvoldoende gemotiveerd en op onjuiste gronden genomen. Klager betwist de door de kliniek geschetste gang van zaken. De beslissingen zijn onzorgvuldig genomen.

Klager werkte in de tuin. De slijptol was kapot. Klager heeft gevraagd om een metaalplaatje. Klager was bezig met het maken van een tafel met een ijzeren constructie. De houtlijm kreeg hij niet weg, dit wilde hij met een metalen plaatje wegschrapen. Een medepatiënt heeft voor klager een stuk metaal afgeknipt. Klager heeft vervolgens dit stuk metaal afgeslepen. Een medewerker van de afdeling Metaal was hierbij aanwezig. Klager erkent dat het stom was de metalen plaatjes in zijn broekzak te stoppen en niet terug te leggen bij de machine. Hij heeft van tevoren niet met de werkmeester overlegd wat hij van plan was. De werkmeester was er wel van op de hoogte dat klager een tafel aan het maken was. Normaal blijft gereedschap, waaronder metalen plaatjes, achter op de tuin. Klager meent dat hij openheid van zaken heeft gegeven hoe hij aan de metalen plaatjes is gekomen. De beperkende maatregelen hebben te lang geduurd. Klager ontkent ook dat hij te makkelijk heeft gedaan over de vondst van de metalen plaatjes.

Voor het begeleid telefoneren is geen schriftelijke mededeling aan klager uitgereikt. Dit had wel voor enige verheldering bij klager kunnen zorgen. De noodzaak voor het begeleid telefoneren is onvoldoende onderbouwd. Klager berust zich in de onderdelen van het beklag waarin hij niet-ontvankelijk is verklaard.

Klagers toilet was verstopt en veroorzaakte een enorme stank. Klager heeft dit gemeld aan het personeel. Op de tweede dag kwam een personeelslid met een sanitair ontstoppingsmiddel, maar later leidde dit weer tot een verstopping. Klager hoorde hierna niets meer van het personeel. Klager ontkent dat hem al op 17 september 2019 een andere kamer is aangeboden, dit was pas op 19 september. Klager wist niet dat die andere kamer tijdelijk was. Die kamer was vies en moest worden schoongemaakt. Klager was daarom verrast dat hij weer terug moest naar zijn eigen kamer, die overigens nog steeds stonk. Klager meent dat na de eerste melding direct actie had moeten worden ondernomen.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Na de vondst van de metalen plaatjes heeft klager verschillende verklaringen hiervoor gegeven. Bij navraag bij de betreffende medewerker van de afdeling Metaal bleek dat hij niet op de hoogte was dat klager een metalen plaatje wilde slijpen. Pas later heeft klager spijt getoond. Het bezit van dit soort – als wapen te gebruiken - voorwerpen vormt een groot risico voor de veiligheid in de kliniek. Aangezien klager hier geen sluitende verklaring voor gaf en slecht inschatbaar was, zijn aan hem in het kader van de orde en veiligheid beperkende maatregelen (kamerafzondering en afdelingsarrest) opgelegd waarbij vanaf 16 september de groepsmomenten weer langzaam zijn opgebouwd. De duur van de beperkende maatregelen is daarom niet onredelijk of onbillijk.  Voor het uitoefenen van toezicht tijdens het telefoneren vereist de Bvt geen schriftelijke mededeling. Het klopt dat de belmaatregel in eerste instantie niet ten uitvoer is gelegd, later is dit alsnog gedaan. Het was noodzakelijk klager verder te begeleiden. De instelling had onvoldoende zicht op de beweegredenen van klager de metaalplaatjes mee te nemen naar zijn kamer.

Wat betreft de stankoverlast is tussen klagers eerste en tweede melding van de klacht getracht iets aan de stank te doen. Na de tweede melding is de klacht wel opgepakt. Het hoofd van de instelling laat het aan het oordeel van de beroepscommissie over of aan de zorgplicht is voldaan.

 

3. De beoordeling

Ter zitting van de beroepscommissie is namens klager toegelicht dat hij berust in de onderdelen van het beklag waarin hij door de beklagcommissie niet-ontvankelijk is verklaard. De beroepscommissie zal zich over die onderdelen dus niet uitlaten.

a. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Gelet op de vondst van de geslepen metalen plaatjes op klagers kamer en het feit dat klager hierover wisselende verklaringen heeft afgelegd, heeft het hoofd van de instelling in redelijkheid kunnen beslissen klager een afzonderingsmaatregel op te leggen. Het bezit van dergelijke voorwerpen is in strijd met de orde en veiligheid in de instelling en maakt het doen van nader onderzoek noodzakelijk. Ook op de groep heeft de vondst van de metalen plaatjes indruk gemaakt. Van de verpleegde mag worden verlangd dat hij openheid van zaken geeft en eenduidige verklaringen aflegt.

De duur van de opgelegde maatregel is naar het oordeel van de beroepscommissie niet onevenredig lang. Het hoofd van de instelling heeft op geleide van klagers medewerking en openheid beoordeeld in hoeverre een geleidelijke opbouw van zijn programma mogelijk was. Uit de stukken blijkt dat klager pas na enige tijd en geleidelijk heeft laten blijken dat het niet verstandig is geweest de metaalplaatjes mee te nemen naar zijn kamer en dat dit tot angst bij de omstanders heeft gezorgd. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

b. Ook ten aanzien van het uitoefenen van toezicht tijdens het telefoneren is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen klager in beroep hierover heeft aangevoerd niet tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie kan leiden. De beroepscommissie merkt nog op dat het aanbeveling verdient dergelijke beslissingen wel schriftelijk richting de verpleegde te communiceren, ondanks dat hier geen wettelijke verplichting voor bestaat. In dit geval is immers ook gebleken dat het hoofd van de instelling heeft verzuimd direct na de beslissing hier gevolg aan te geven. Pas na enkele dagen is dit alsnog gebeurd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

c. Op 20 september 2019 is de op 4 september 2019 opgelegde afzonderingsmaatregel beëindigd en omgezet naar een maatregel van afdelingsarrest. In de stukken leest de beroepscommissie dat op 16 september 2019 klager zijn excuses heeft gemaakt richting de groep. Hoewel het ook denkbaar was geweest dat het hoofd van de instelling eerder zou beslissen tot het omzetten van de afzonderingsmaatregel in een afdelingsarrest, begrijpt de beroepscommissie uit de context van deze zaak dat het hoofd van de instelling ook hierna voor een geleidelijke opbouw heeft willen kiezen, in eerste instantie met een uitbreiding van de groepsmomenten tot vier uur per dag en daarna met een afdelingsarrest. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

d. De beroepscommissie begrijpt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de problemen met het riool op klagers kamer op 14 september 2019 zijn begonnen en op 18 september zijn opgelost. Klager heeft op 14 september 2019 een eerste melding gedaan van het probleem en dit op 17 september 2019 herhaald. Klager ontkent dat hem op 17 september 2019 een andere kamer is aangeboden. Klager stelt verder dat hij niet wist dat de overplaatsing naar de andere kamer tijdelijk zou zijn. Het hoofd van de instelling stelt dat klager dit wel is medegedeeld.

De beroepscommissie acht aannemelijk dat op de eerste melding van 14 september 2019 niet is gereageerd. In het verweer van 10 december 2019 voor de beklagcommissie stelt het hoofd van de instelling dat dit meteen had moeten worden opgepakt. Mede gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep daarom gegrond moet worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50 per dag, in totaal €30,-, waarbij de beroepscommissie er vanuit gaat dat de problemen op 18 september 2019 waren verholpen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de beklagonderdelen a, b en c ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Zij verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel d gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op dit onderdeel alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. A.C. Djadoenath en mr. drs. L.C. Mulder MCM, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 9 december 2020

      

secretaris        voorzitter

Naar boven