Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4668/GA, 29 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4668/GA

Betreft [Klager]

Datum 29 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet hanteren van het rookbeleid binnen de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht.

De alleensprekende beklagrechter bij PI Dordrecht heeft op 23 augustus 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PD-2019-361). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager vindt het onbegrijpelijk dat de beklagrechter zonder hoor- en wederhoor uitspraak heeft gedaan op zijn klacht. Het beklag ziet op het niet naleven van het rookbeleid binnen de PI Dordrecht. Klager stelt dat zowel het personeel als medegedetineerden roken op plaatsen waar dit niet is toegestaan en dat hiertegen nauwelijks wordt opgetreden. Zo  wordt door het personeel bijvoorbeeld buiten de in het rookbeleid gestelde tijdstippen en plekken gerookt. Klager is een niet-roker en vindt het schadelijk voor zijn gezondheid als hij op allerlei plaatsen wordt geconfronteerd met het roken. Daarnaast stelt klager dat hij geen reactie van de directeur op zijn klacht heeft ontvangen, terwijl daarnaar wel wordt verwezen door de beklagrechter.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen standpunt in beroep kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling

Voor zover door klager wordt geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld. Ten aanzien van klagers stelling dat hij nog steeds niet de reactie van de directeur in de beklagprocedure heeft ontvangen, merkt de beroepscommissie op dat in beroep alle op de zaak betrekking hebbende stukken naar klager zijn verstuurd.

Ontvankelijkheid

De beroepscommissie stelt vast dat het beklag is gericht tegen het door de directeur niet handhaven van het rookverbod. De directeur heeft een zorgplicht om het in de inrichting geldende rookverbod te handhaven. Klager is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Vanwege proceseconomische redenen zal de beroepscommissie het beklag zelf afdoen. 

Inhoudelijk

Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet dient een rookverbod ingesteld, aangeduid en gehandhaafd te worden in justitiële inrichtingen. Uit het tweede lid van dat artikel volgt dat bepaald kan worden dat het rookverbod in bepaalde ruimten niet geldt. Uit artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit uitvoering Tabakswet volgt dat geen rookverbod kan gelden in ruimten waar geen inbreuk gemaakt mag worden op de persoonlijke levenssfeer. Tegelijkertijd kan van de directeur wel een inspanning verwacht worden ter bescherming van de belangen van niet-rokers (vgl. RSJ 22 december 2016, 16/3548/GA en RSJ 10 juli 2018, 18/0924/GA). De directeur heeft namelijk een verplichting om de naleving van het in de inrichting geldende rookverbod te handhaven, inhoudende onder meer dat een gedetineerde geen hinder mag ondervinden van ruimten in de inrichting waar wel mag worden gerookt, zoals volgt uit RSJ 9 december 2014, 14/2680/GA.

De directeur heeft in de beklagprocedure aangevoerd dat het afdelingshoofd klagers klacht in het teamoverleg heeft besproken; zowel het rookbeleid ten aanzien van de gedetineerden als dat ten aanzien van het personeel. Op 17 juli 2019 heeft het afdelingshoofd de klacht met klager besproken, waarbij klager zou hebben gemeld – wat klager in beroep overigens weerspreekt - dat het personeel het rookbeleid niet meer overtreedt, in tegenstelling tot zijn medegedetineerden. Klager heeft volgens de directeur uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat hij wil dat hiertegen wordt opgetreden. Het afdelingshoofd zou de klacht wederom gaan bespreken in het teamoverleg, maar heeft klager ook uitgelegd dat het handhaven lastig blijft wegens de huidige populatie gedetineerden op klagers afdeling. De directeur heeft voorts aangegeven dat het afdelingshoofd per memo de gedetineerden op klagers afdeling zal informeren over het rookbeleid. Daarnaast zou er worden gewaarschuwd en gerapporteerd wanneer een gedetineerde het rookbeleid overtreedt. Rapporten kunnen  leiden tot een disciplinaire straf.

De beroepscommissie stelt vast dat klager hinder ondervindt van rook, nu zowel het personeel als medegedetineerden roken op plaatsen waar dit niet is toegestaan. Klager noemt als voorbeelden o.m. de keukens, telefooncellen, douches en onder de trap. Daarnaast overweegt de beroepscommissie dat dit probleem bij de directie onder de aandacht is. Er is weliswaar beleid gemaakt over het roken, maar in de praktijk heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval onvoldoende (effectief) opgetreden tegen het roken op niet toegestane plaatsen. Gelet op het voorgaande heeft de directeur zijn zorgplicht geschonden. Het beklag zal dan ook gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van €10,- voor het door hem ondervonden ongemak.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

Deze uitspraak is op 29 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven