Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6969/GB, 11 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6969/GB             

Betreft [klager]            Datum 11 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 30 maart 2020 beslist klager over te plaatsen naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 14 mei 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. G.A.J. Purperhart, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De initiële beslissing tot overplaatsing van klager naar het HVB van de PI Middelburg is onvoldoende onderbouwd en verweerder heeft pas in de bestreden beslissing gevolg gegeven aan klagers verzoek om de initiële beslissing te voorzien van een nadere onderbouwing. Verweerder had het bezwaarschrift gegrond moeten verklaren en aan klager een schadevergoeding moeten toekennen, nu de initiële beslissing niet deugdelijk is onderbouwd en onzorgvuldig tot stand is gekomen.

Klager verzoekt om gegrondverklaring van het beroep en om een financiële tegemoetkoming. Daarnaast wenst klager te worden gehoord.

Standpunt van verweerder

Klager persisteert in zijn beroepschrift dat de initiële beslissing onvoldoende is gemotiveerd. In de bestreden beslissing is het bezwaar gemotiveerd ongegrond verklaard. Verweerder verwijst hiervoor integraal naar de bestreden beslissing van 14 mei 2020.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Op 23 oktober 2020 is klager in vrijheid gesteld. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog beoordelen.

Klager verbleef in het HVB van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Op 30 maart 2020 is hij overgeplaatst naar het HVB van de PI Middelburg, wegens bekendheid met een personeelslid. Klager is van mening dat aan zijn overplaatsing naar de PI Middelburg onvoldoende onderbouwing ten grondslag ligt. De enkele stelling in beroep van klager dat de initiële beslissing niet deugdelijk is onderbouwd en onzorgvuldig tot stand is gekomen, betekent echter niet dat het beroep gegrond moet worden verklaard.

In de beslissing op het bezwaarschrift wordt immers verwezen naar het selectieadvies van de directeur van de PI Alphen. In het selectieadvies heeft de directeur verweerder verzocht om klager in een andere PI te plaatsen, dit in verband met bekendheid met een personeelslid. De directeur van de PI Alphen heeft verweerder daarbij tevens verzocht het selectieverzoek met enige spoed in behandeling te nemen. In het selectieadvies staat dat klager in het verleden in een woonvoorziening heeft verbleven waar het betreffende personeelslid van de PI Alphen toen werkte en dat klager dit personeelslid ernstig heeft bedreigd met een mes. Het personeelslid heeft hiervan destijds aangifte gedaan bij de politie.

De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan de inhoud van het selectieadvies en overweegt dat bezwaren van het inrichtingspersoneel tegen klagers verblijf (wegens bekendheid met hem) in beginsel zwaar dienen te wegen bij de beoordeling van een verzoek tot overplaatsing naar een andere inrichting. Op basis van de in het selectieadvies genoemde feiten en omstandigheden bestond er voldoende aanleiding om klager – met spoed - naar een andere inrichting over te plaatsen. In de beslissing op het bezwaarschrift, waarvan beroep, is voorts ingegaan op de namens klager in het bezwaarschrift aangevoerde persoonlijke omstandigheden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond

Deze uitspraak is op 11 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven