nummer: R-18/0251/GA
betreft: [Klager] datum: 29 januari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. Duin, namens [Klager], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 februari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de eerdergenoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet volledig ontvangen van de door klagers gedane winkelbestelling, nu klagers saldo ten onrechte ontoereikend was (2017-000367).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht. De beklagrechter heeft klager in zijn beklag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het onder de aandacht brengen van (structurele) problemen met betrekking tot saldolijsten valt onder de zorgplicht van de directeur. Verzocht wordt dan ook om klager alsnog ontvankelijk te verklaren in zijn beklag.
Tijdens het bestellen had klager voldoende saldo op zijn rekening staan. Kennelijk is het saldo van de rekeningcourant ditmaal eerder dan voorheen door of namens de directeur gecontroleerd. Klager ging dus uit van een ander saldo dan het saldo dat de rekening van klager vertoonde op het moment dat het met het oog op de winkelbestelling werd gecontroleerd. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van de directeur gedetineerden tijdig en voldoende te informeren, dan wel de nodige voorzieningen te treffen teneinde (onnodige) problemen te voorkomen.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. In aanvulling op zijn standpunt heeft de directeur medegedeeld – zakelijk weergegeven – dat het saldo van de rekeningcourant van klager – anders dan de raadsman stelt – niet en ook niet op een eerder moment dan te doen gebruikelijk door of namens de directeur is gecontroleerd.
3. De beoordeling
Verzoek tot mondelinge toelichting
Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 44, vijfde lid, van de Pbw, draagt de directeur zorg voor regels over de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan die welke de directeur ter beschikking stelt. De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat de directeur onder meer op grond van voornoemde bepaling van de Pbw ervoor zorg draagt dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door het personeel van de winkel worden uitgevoerd. Over het niet of niet goed uitvoeren van leveringen vanuit de landelijke winkel kan daarom overeenkomstig artikel 60, eerste lid, van de Pbw worden geklaagd bij de beklagrechter (vgl. RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA). Onder deze zorgplicht valt tevens het onder de aandacht brengen van (structurele) problemen met betrekking tot saldolijsten, nu men voor tijdige en adequate leveringen afhankelijk is van actuele saldolijsten (vgl. RSJ 19 juli 2018, R-44). Anders dan de beklagrechter heeft geoordeeld is dus wel sprake van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Gelet hierop zal de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en zal klager alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
Inhoudelijk oordeel
Vaststaat dat klager niet al zijn bestelde goederen heeft ontvangen omdat het saldo op zijn rekening kennelijk ontoereikend was. Dat klager onvoldoende saldo zou hebben, was echter gebaseerd op niet-actuele informatie. Het moment waarop de inrichtingswinkel het saldo controleert, was in het geval van klager een week eerder dan het moment waarop de bestelling door klager is gedaan. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat de directeur zijn zorgplicht niet heeft geschonden. Er is immers geen sprake van een wijziging van de gevolgde werkwijze door de winkel waarover de directeur klager had moeten informeren. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag, maar dit beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. A. de Groot, secretaris, op 29 januari 2019.
secretaris voorzitter