Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4747/SGA, 25 november 2020, schorsing
Uitspraakdatum:25-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          S-20/4747/SGA

    

           

Betreft [verzoeker]

Datum 25 november 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft op 17 november 2020  aan verzoeker een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, zonder televisie, opgelegd voor de duur van veertien dagen, vanwege een ernstig verstoorde relatie met een personeelslid en mogelijk voortgezet crimineel handelen, ingaande op 17 november 2020 om 16:45 uur en eindigend op 1 december 2020 om 16:45 uur. Verzoeker wordt in een individueel programma geplaatst dat ten uitvoer wordt gelegd op de Afdeling Intensief Toezicht. Gedurende de ordemaatregel wordt verzoeker uitgesloten van deelname aan de arbeid en worden de overige activiteiten individueel aangeboden. Het telefoneren met persoonlijke relaties wordt beperkt tot tien minuten per dag.

Verzoekers raadsman, mr. R.I. Kool, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van een aanvulling op het schorsingsverzoek van de raadsman, en van het klaagschrift (LW 2020-652).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat de beslissing van de directeur opnieuw onvoldoende is gemotiveerd en dat de noodzaak voor de verlenging van de ordemaatregel niet is gebleken. De bestreden beslissing bevat inhoudelijk grotendeels dezelfde motivering als de ordemaatregel van 27 oktober 2020. Met onderhavige beslissing van de directeur, wordt een motiveringsgebrek in de beslissing van 10 november 2020 als het ware omzeild. Volgens verzoeker vormt dit een ernstige inbreuk op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Voorts voert verzoeker aan dat uit rechtspraak van de beroepscommissie volgt dat naarmate een ordemaatregel langer duurt, verzoekers belangen zwaarder gaan wegen bij de benodigde belangenafweging, en de noodzaak tot verlenging met voldoende argumenten en relevante feiten en omstandigheden dient te worden onderbouwd en aannemelijk gemaakt. De gevolgen van de ordemaatregel zijn groot voor verzoeker aangezien hij wordt afgezonderd op een afdeling met daarop de zwaarste criminelen van het land, zijn contact met de buitenwereld beperkt is en hij wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten en hij minder kan deelnemen aan activiteiten dan op een reguliere afdeling.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat er vanaf 27 oktober 2020 geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die aanleiding geven tot versoepeling dan wel opheffing van de aan verzoeker opgelegde ordemaatregel. De directeur geeft aan dat verzoeker blijft volharden in gedragingen die worden geïnterpreteerd als stalkinggedrag, wat een ontwrichtende werking heeft op de bedrijfsvoering. De directeur geeft aan dat verzoekers handelingen overeenkomen met het gedrag waarvoor hij strafrechtelijk wordt vervolgd. De directeur voert aan dat monitoring van verzoeker is geïndiceerd ter bescherming van hemzelf, ter voorkoming van voortzetting van mogelijk crimineel handelen en in het kader van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting. De directeur geeft aan dat verzoeker zich niet heeft gehouden aan de met hem gemaakte afspraken.

De voorzitter overweegt dat een ordemaatregel zolang duurt als noodzakelijk is en dat deze dient te worden beëindigd zodra dit mogelijk en verantwoord is. De directeur dient tussentijds te toetsen of de voortduring van de ordemaatregel noodzakelijk is. De voorzitter constateert dat de bestreden ordemaatregel van 17 november 2020 op grond van nagenoeg dezelfde overwegingen is opgelegd als de eerste opgelegde ordemaatregel van 27 oktober 2020. In de bestreden beslissing ontbreekt een omschrijving van de feiten en omstandigheden dan wel van verzoekers gedrag waaruit blijkt dat op dit moment de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel nog steeds noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kunnen de in de schriftelijke beslissing opgenomen overwegingen de ordemaatregel niet dragen en is deze dus onvoldoende gemotiveerd. Het feit dat de directeur in de reactie op het schorsingsverzoek hiervan wel een omschrijving geeft, maakt het voorgaande in dit geval niet anders. Gelet op het voorgaande moet het verzoek  worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 25 november 2020 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven