Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8187/GV, 17 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8187/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 17 december 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 25 september 2020 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. J. Kleinman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, om zijn zieke vader te bezoeken. Er kan in redelijkheid worden aangenomen dat klagers vader in levensgevaar of ernstige psychische nood verkeert, zoals bedoeld in artikel 23 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Reeds eerder is aan klager op 21 augustus 2020 een incidenteel verlof verleend voor een bezoek aan zijn vader. De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) achtte in zijn advies van 18 augustus 2020 het verlenen van dit incidenteel verlof op medische gronden geïndiceerd, omdat er een reële kans bestond op verdere achteruitgang van de gezondheid van klagers vader op korte termijn. In lijn met deze verwachting, heeft klagers vader thans aangegeven dat zijn toestand is verslechterd. Gelet hierop heeft verweerder niet in redelijkheid mogen eisen dat klagers verlofaanvraag met een aanvullend medisch advies zou worden ondersteund.

In klagers geval is daarnaast sprake van bijzondere omstandigheden, zodat het standpunt van verweerder dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 25 van de Regeling als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Hiertoe wordt eveneens verwezen naar het advies van de medisch adviseur van 18 augustus 2020, naar aanleiding waarvan klager verlof is verleend. Hoewel klager eerder is bericht dat hij per 1 oktober 2020 voorwaardelijk in vrijheid zou worden gesteld, is dat besluit bij beslissing van 2 september 2020 ingetrokken, omdat een vordering was ingediend tot uitstel van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) met 120 dagen. Deze vordering is op 25 september 2020 behandeld en toegewezen.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek om incidenteel verlof op grond van artikel 23 van de Regeling is afgewezen, omdat hij geen medische stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van de verlofaanvraag en de medisch adviseur van de afdeling IMA (dientengevolge) niet over die aanvraag heeft geadviseerd. Van een noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof is verweerder niet gebleken. Aangezien klager op 21 augustus 2020 een zogenoemd omgekeerd bezoek aan zijn vader heeft gebracht, komt klager hier niet direct opnieuw voor in aanmerking. Het staat hem vrij opnieuw te verzoeken om verlof op grond van artikel 23 van de Regeling en dat verzoek te onderbouwen met het vereiste advies van de afdeling IMA, dan wel om te zijner tijd een nieuw verzoek in te dienen op grond van artikel 25 van de Regeling.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van incidenteel verlof onder begeleiding.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 3 oktober 2012 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens doodslag en zware mishandeling, waarvan (thans) de VI is uitgesteld voor de duur van 120 dagen. Klager onderging daarnaast een gevangenisstraf van dertig dagen in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Op dit moment ondergaat hij een vervangende hechtenis van 154 dagen op grond van de wet Terwee. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 1 augustus 2021.

Op grond van artikel 23 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende ouder van de gedetineerde. Daarnaast kan op grond van artikel 25, eerste lid, van de Regeling incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, om zijn zieke vader te bezoeken. In de periode na het bezoek aan zijn vader op 21 augustus 2020 zou de gezondheidstoestand van zijn vader achteruit zijn gegaan.

Uit artikel 3, eerste en vierde lid, van de Regeling en de toelichting op deze bepaling volgt dat de directeur, na ontvangst van het verzoek om verlof, alle benodigde inlichtingen en adviezen inwint. De directeur kan zich laten adviseren door de reclassering, de politie of hulpverleners. Inlichtingen van niet aan de inrichting verbonden artsen, psychiaters en psychologen kunnen slechts worden ingewonnen met schriftelijke toestemming van de betrokkene. Daarbij kan een beroep worden gedaan op de medisch adviseur van de afdeling IMA van de Dienst Justitiële Inrichtingen (Stcrt. 1998, 247).

Voor zover in de bestreden beslissing de suggestie wordt gewekt dat klager zijn verzoek met een advies van de medisch adviseur dient te onderbouwen, overweegt de beroepscommissie dat het inwinnen van de voor de beoordeling van de verlofaanvraag benodigde adviezen (primair) onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt. De aard van het door de gedetineerde ingediende verzoek en de omstandigheden die daarin door en/of namens de gedetineerde worden genoemd, kunnen aanleiding vormen om de medisch adviseur een advies uit te laten brengen. Daarbij moet de gedetineerde schriftelijk toestemming verlenen om de medisch adviseur kennis te laten nemen van de medische gegevens van de gedetineerde.

De beroepscommissie begrijpt uit het dossier dat klager, nadat hij zijn verlofaanvraag had ingediend, bij het inrichtingspersoneel te kennen heeft gegeven dat de gezondheidstoestand van zijn vader niet was gewijzigd ten opzichte van het advies van de medisch adviseur van 18 augustus 2020. In overleg met klager is daarom ervoor gekozen de medisch adviseur niet opnieuw te raadplegen.

Mede gelet hierop heeft verweerder, naar het oordeel van de beroepscommissie, kunnen concluderen dat de noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof, op de grond dat een ouder in levensgevaar of ernstige psychische nood verkeert, zoals bedoeld in artikel 23 van de Regeling, niet is aangetoond.

Ten aanzien van het beroep op artikel 25 van de Regeling, waarin de mogelijkheid van een zogeheten omgekeerd bezoek is geregeld, overweegt de beroepscommissie het volgende. Nu nog geen drie maanden waren verstreken sinds klager zijn vader had bezocht in het kader van het vorige omgekeerd bezoek, werd aan het bepaalde in artikel 25 van de Regeling niet voldaan. Verweerder heeft het verzoek om incidenteel verlof hierom in redelijkheid kunnen afwijzen. De namens klager aangevoerde bijzondere omstandigheden maken deze conclusie niet anders.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven