Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5400/GA, R-20/5821/GA en R-20/5822/GA, 31 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5400/GA, R-20/5821/GA en R-20/5822/GA                             

Betreft [klager]

Datum 31 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep nog aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.         een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van veertien dagen, vanwege het gooien van urine over twee personeelsleden tijdens zijn verblijf in een afzonderingscel, ingaande op 21 mei 2019 (ZS-JA-2019-77; thans R 19/5400/GA);

b.         een voorwaardelijk opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van zeven dagen, vanwege een valse brandmelding, ingaande op 23 juli 2019 (ZS-JB-2019-76; thans R-20/5821/GA); en

c.         de (gesteld hardhandige) wijze waarop klager op 22 juli 2019 in een afzonderingscel is geplaatst (ZS-JB-2019-77; thans R-20/5822/GA).

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 27 november 2019 beklag a. ongegrond verklaard en beklag b. en c. formeel gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend. De uitspraken van de beklagrechter zijn bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.D. Kloosterman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraken, ten aanzien van beklag b. en c. voor zover de beklagrechter aan klager geen tegemoetkoming heeft toegekend.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de beklagrechter om aan klager geen tegemoetkoming toe te kennen, ondanks de gegrondverklaring van beklag b. De omstandigheid dat de voorwaardelijke ordemaatregel ‘als het zwaard van Damocles boven klagers hoofd hing’ acht de beroepscommissie onvoldoende om te oordelen dat sprake is van rechtsgevolgen die niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden en die op grond van artikel 68, zevende lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.

Beklag c.

De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de beklagrechter om aan klager geen tegemoetkoming toe toekennen, ondanks de gegrondverklaring van beklag c. Zij volgt de beklagrechter in het oordeel dat het beklag niet op inhoudelijke gronden gegrond verklaard zou moeten worden. Daarnaast heeft klager ten aanzien van het geconstateerde formele gebrek niet genoegzaam gesteld of onderbouwd dat sprake is van rechtsgevolgen die niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden en die op grond van artikel 68, zevende lid, van de Pbw voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, ten aanzien van beklag b. en c. met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 31 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven