Nummer R-20/6216/GA
Betreft [klager] Datum 16 november 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft op 18 oktober 2019 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.
Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de locatie Esserheem heeft op 21 februari 2020 het beklag ongegrond verklaard (Eh 2019/000441). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. J.W.E. Luiten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Op 21 augustus 2020 heeft mr. W.E.R. Geurts te kennen gegeven dat zij – in plaats van mr. J.W.E. Luiten – als raadsvrouw zal optreden.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager meent dat niet is gebleken dat sprake is van een gevaar voor verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Klager is op 19 juni 2018 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor – onder meer – mensenhandel.
Klagers detentieverloop is positief, behoudens een paar kleine uitzonderingen. Klager zit al lange tijd in het plusprogramma en hij is een voorbeeldgedetineerde. Klager wordt omschreven als vriendelijk en correct in gedrag. Hij is afdelingsreiniger en het contact richting het personeel is goed.
Klagers verzoek tot algemeen verlof is afgewezen op grond van het feit dat hij niet wil meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Doordat klager niet meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek/een persoonlijkheidsonderzoek kan het gevaar voor herhaling niet worden ingeschat. Daaruit dient vervolgens niet te worden afgeleid dat er dus een gevaar voor herhaling van het plegen van strafbare feiten is. Het gevaar kan niet worden ingeschat. Maar dat betekent nog niet dat dan op basis van andere factoren een indicatie kan worden gegeven van het recidivegevaar. Klager heeft een relatief gering strafblad. Klager wil wel praten met de reclassering over de bewezenverklaarde feiten, zolang de reclassering dat nodig acht. Klager wenst echter niet mee te werken aan een gedragskundig onderzoek. Evenwel kan op basis van andere omstandigheden het recidivegevaar voldoende worden ingeschat.
Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar de standpunten, zoals deze zijn opgenomen in het verweerschrift van 12 december 2019. In aanvulling daarop wordt opgemerkt dat het Openbaar Ministerie (OM) negatief heeft geadviseerd ten aanzien van vrijheden. Het OM verwijst naar een eerder advies, waaruit volgt dat klager nog altijd weigert mee te werken aan diagnostiek en behandeling. Klager heeft tijdens de strafzaak niet meegewerkt aan onderzoek bij het Pieter Baan Centrum (PBC). Derhalve dient eerst diagnostiek en behandeling plaats te vinden om in te kunnen schatten hoe groot de kans op herhaling is. Ook de reclassering heeft een negatief advies uitgebracht. De reclassering plaatst, gelet op het patroon van antisociale gedragingen, vraagtekens bij het psychosociaal functioneren van klager en heeft een behandeling geadviseerd. De reclassering blijft bij het standpunt dat er meer zicht moet komen op klagers psychosociaal functioneren, mogelijke gokverslavingsproblematiek en eventuele risicofactoren, alvorens er wordt gestart met een detentiefasering. De reclassering kan het risico op onttrekking aan voorwaarden niet inschatten. Voornoemde omstandigheden vormen een contra-indicatie voor het verlenen van verlof en rechtvaardigen een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve is de afwijzing van het verlof van klager niet onredelijk of onbillijk.
Uitgebrachte adviezen
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Multidisciplinair Overleg (MDO) heeft in het kader van een aanvraag voor detentiefasering aangegeven dat, zolang klager niet wil meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek, het een negatief advies uitbrengt.
De vrijhedencommissie (VC) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers aanvraag voor detentiefasering.
3. De beoordeling
Klager is sinds 10 augustus 2017 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens – onder meer – bedreiging, diefstal en mensenhandel. Daarnaast is klagers vervroegde invrijheidstelling uitgesteld of achterwege gelaten. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 5 december 2020.
Het beklag richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Uit de stukken volgt dat klager is veroordeeld ter zake van mensenhandel ten aanzien van zijn toenmalige vriendin (hierna: het slachtoffer). Klager heeft meerdere malen geweld tegen haar gebruikt. Ook was sprake van bedreiging met geweld, het controleren en isoleren van het slachtoffer en een situatie van voortdurende controle van het slachtoffer. Klager heeft tijdens het strafrechtelijk onderzoek niet meegewerkt aan een onderzoek bij het PBC. De rechtbank heeft dat in klagers nadeel laten meewegen bij het opleggen van de straf.
Klager wenst nog steeds niet mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek, terwijl namens de reclassering is aangegeven dat meer zicht dient te komen op klagers psychosociaal functioneren, mogelijke gokverslavingsproblematiek en risicofactoren, zodat het risico op recidive kan worden ingeschat. Het OM heeft ook, vanwege klagers weigering om mee te werken aan diagnostiek en behandeling, negatief geadviseerd. De reclassering kan onder deze omstandigheden het recidiverisico niet inschatten.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b., e., f., g. en i., van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 16 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.
secretaris voorzitter