Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4711/SGA, 13 november 2020, schorsing
Uitspraakdatum:13-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4711/SGA                      

Betreft [verzoeker]      Datum 13 november 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur) heeft op

4 november 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, alsmede een belmaatregel voor de duur van één maand waarin is bepaald dat verzoeker slechts tien minuten per week mag bellen, vanwege het bellen zonder toestemming op een afdeling waar dit niet was toegestaan, ingaande op 4 november 2020 om 16:05 uur en eindigend op 10 november 2020 om 16:05 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (S-2020-000864).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel afliep op 10 november 2020. Het verzoek kan dus niet meer tot het beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft dan ook geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. De voorzitter zal het verzoek daarom in zoverre afwijzen.

Ten aanzien van de opgelegde belmaatregel overweegt de voorzitter dat dergelijke maatregel niet als een disciplinaire straf staat vermeld in artikel 51, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Nu deze beslissing is opgelegd als disciplinaire straf, is de beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in strijd met de wet. Gelet hierop zal het verzoek in zoverre worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover dit ziet op de opgelegde belmaatregel en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

De voorzitter wijst het verzoek voor het overige af.

Deze uitspraak is op 13 november 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven