Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6742/GB, 9 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6742/GB

   

           

Betreft [klager]

Datum 9 november 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 januari 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 17 april 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. F.F. Driessen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In zijn beroepschrift herhaalt klager de gronden die hij ook in zijn bezwaarschrift heeft genoemd. Aanvullend stelt klager dat hij de grondslag waarop de disciplinaire straf berust in twijfel trekt en uitdrukkelijk betwist. Dit blijkt uit het feit dat klager – van het op 6 januari 2020 plaatsgevonden incident – aangifte heeft gedaan bij de politie, omdat hij slachtoffer is geworden van mishandeling door een medegedetineerde. Klager heeft ook een bezwaarschrift ingediend, gericht tegen de selectiebeslissing van 7 januari 2020, waarin klager is geselecteerd voor de gevangenis van de PI Achterhoek, en in het bezwaar heeft hij verwezen naar het letsel dat hij naar aanleiding van het handelen van de medegedetineerde heeft opgelopen.

Klager heeft tegen de disciplinaire straf geen klaagschrift bij de beklagcommissie van de locatie Hoogvliet ingediend, omdat hij al op 8 januari 2020 in de PI Achterhoek is geplaatst en hij aldaar niet meer werd geconfronteerd met de gevolgen van de in de locatie Hoogvliet opgelegde disciplinaire straf, nu hij deze in de PI Achterhoek niet langer hoefde te ondergaan. Klager heeft de overplaatsing wel als een straf voor het incident ervaren.

In tegenstelling tot hetgeen verweerder in de bestreden beslissing stelt, heeft alleen het incident van 6 januari 2020 de directeur van de locatie Hoogvliet aanleiding gegeven om te verzoeken om klager (versneld) in een andere inrichting te plaatsen. Ook in de selectiebeslissing staat alleen vermeld dat het incident aanleiding is geweest om klager met spoed in een andere inrichting te plaatsen. Het door klager eerder vertoonde gedrag in de inrichting is dus voor zowel de directeur van de locatie Hoogvliet als voor verweerder geen reden geweest om te verzoeken klager in een andere inrichting te plaatsten respectievelijk om klager voor een andere inrichting te selecteren.

De informatie met betrekking tot klagers familiebezoek – zoals opgenomen in het selectieadvies – berust op verouderde en (tevens) foutieve informatie. Het wél in het selectieadvies beschreven familiebezoek betreft geen familie van klager. Klager heeft in de locatie Hoogvliet op enig moment wel degelijk – ondanks de reisafstand – meerdere malen bezoek van zijn familie ontvangen. De reisafstand voor klagers familie bedraagt nu ongeveer 240 kilometer per enkele reis en daarom heeft klager in ieder geval tot 14 mei 2020 (de datum van het aanvullend beroepschrift) geen enkel familiebezoek ontvangen.

Verweerders stelling dat klagers bezoekprobleem van tijdelijke aard is, is onjuist, omdat klager nu al een aantal maanden op de wachtlijst staat voor overplaatsing naar de PI Middelburg. Uit klagers motivatiebrief blijkt dat hij al op 10 oktober 2019 heeft verzocht om overplaatsing en dat hij al sinds 2 december 2019 op de wachtlijst staat voor overplaatsing naar de PI Middelburg. Klager heeft begrepen dat er in de PI Middelburg geen plaats vrij is, omdat er aldaar een opnamestop is.

Verweerder heeft in zijn beslissing – om klager te plaatsen in de PI Achterhoek – onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke belangen van klager, nu de directeur van de locatie Hoogvliet alleen kenbaar heeft gemaakt dat (enkel) de terugplaatsing van klager op de afdeling niet meer gewenst was. Daarnaast draagt het plaatsen van klager op 240 kilometer afstand van zijn familie eraan bij dat er in feite sprake is van een beperking van het recht op bezoek. Dit kan een schending betekenen van het recht op family life ex artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Het intrekken van klagers verzoek tot overplaatsing naar de PI Middelburg heeft geen invloed op het door klager ingestelde beroep, omdat de onderliggende beslissing om klager over te plaatsen door verweerder is genomen naar aanleiding van een verzoek van de directeur van de locatie Hoogvliet tot (versnelde) overplaatsing van klager. De directeur van de locatie Hoogvliet heeft als gevolg van een incident op 6 januari 2020 om een (versnelde) overplaatsing van klager verzocht en niet naar aanleiding van een verzoek van klager zelf. Klager heeft daarom nog steeds belang bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Klager verzoekt om zijn beroep ex tunc te beoordelen.

Het verzoek is dan ook het beroep gegrond te verklaren, verweerder opdracht te geven een nieuwe beslissing te nemen en aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Klager wenst te worden gehoord.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft zijn verzoek tot overplaatsing naar de PI Middelburg op 25 mei 2020 ingetrokken. Het belang van de inhoudelijke behandeling van klagers beroep komt daarmee te vervallen. Verzocht wordt klager niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

De ontvankelijkheid van het beroep

Klager heeft op 10 januari 2020 bezwaar ingediend, gericht tegen de selectiebeslissing van 7 januari 2020, waarin klager is geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de PI Achterhoek. Uit klagers registratiekaart blijkt dat hij tot op heden nog steeds in de PI Achterhoek verblijft. Klager heeft dus belang bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. De beroepscommissie zal klager daarom in het beroep ontvangen.

 

De inhoudelijke beoordeling

Klager verbleef in het huis van bewaring (HVB) van de locatie Hoogvliet. Op 7 januari 2020 is beslist hem te plaatsen in de gevangenis van de PI Achterhoek, in het kader van het bewaren van de orde, rust en veiligheid binnen de locatie Hoogvliet. Volgens klager bestond er geen reden om hem in de PI Achterhoek te plaatsen, omdat hij niet de aanstichter was van de vechtpartij met de medegedetineerde. Bovendien zou de bestreden beslissing klager disproportioneel raken.

Uit het dossier komen de volgende feiten en omstandigheden naar voren. Op 7 januari 2020 heeft de directeur van de locatie Hoogvliet – in verband met het bewaren van de orde, rust en veiligheid op de afdeling – verzocht klager versneld in een andere inrichting te plaatsen vanwege een geweldsincident, waarbij klager – zo blijkt uit de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf – een medegedetineerde heeft geslagen. Klager heeft zich – na door de medegedetineerde in zijn gezicht te zijn teruggeslagen – losgerukt om weer op de medegedetineerde af te gaan en heeft daarbij geprobeerd twee inrichtingsmedewerkers te slaan. Klager bleef proberen om los te komen teneinde weer op de medegedetineerde af te gaan.

Uit het selectieadvies volgt dat het inrichtingspersoneel klager omschrijft als een rustige jongeman die constant de gevangenisregels verbreekt door contrabande op zijn cel te hebben. Klager is binnen het HVB van de locatie Hoogvliet eerder overgeplaatst naar een andere HVB-afdeling, omdat hij het inrichtingspersoneel en medegedetineerden aan het irriteren was.

Daarnaast blijkt uit het selectieadvies dat klager gedurende zijn verblijf in het HVB van de locatie Hoogvliet disciplinair is gestraft wegens het invoeren van vier bollen contrabande, een poging tot invoer van drugs, het veroorzaken van een incident op de leefafdeling, het bezitten van softdrugs en het stoken/bereiden van alcohol. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de informatie uit het selectieadvies.

Uit deze omstandigheden heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat een plaatsing in een andere inrichting, in het kader van het bewaren van de orde, rust en veiligheid binnen de locatie Hoogvliet, gerechtvaardigd was. Daarom, en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 9 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven