Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5571/GV, 6 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5571/GV            

Betreft [klager]

Datum 6 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 december 2019 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. L.I.M. Entjes en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat op onjuiste gronden is besloten het verzoek tot strafonderbreking af te wijzen, althans dat deze beslissing onredelijk en onbillijk is. Van een belangenafweging of kenbare motivering van de vrijhedencommissie (VC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) blijkt niet. Uit de beslissing is enkel op te maken dat, gezien het advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA), de VC niet anders kan dan negatief adviseren.

Klagers vader is ernstig ziek. Gedurende enige tijd was dit zonder twijfel levensbedreigend, maar klager was nog in afwachting van de procedures in de PI voordat een verzoek tot strafonderbreking kon worden ingestuurd. Een verbetering van de gezondheid van klagers vader valt niet meer te verwachten. Klager heeft zijn vader al lange tijd niet meer gezien. Daarbij komt nog dat klager ook graag zijn moeder wil ondersteunen en verzorgen in deze zware en onzekere tijd. Klagers moeder zorgt daarnaast ook voor de dochter van klager. Klager wil hen graag bijstaan. Ook ernstige psychische nood van een ouder valt onder de gevallen waarvoor strafonderbreking kan worden verleend. Uit de bestreden beslissing valt niet op te maken of daarmee door de medisch adviseur van de afdeling IMA rekening is gehouden.

De RSJ heeft reeds beslist dat de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) geen limitatieve opsomming bevatten van de gevallen waarin strafonderbreking mogelijk is. De afwijzing van klagers verzoek, welke door verweerder is gemotiveerd met de reden dat geen sprake is van een situatie die valt onder de artikelen 22, 23 en 24 van de Regeling, zonder verdere kenbare belangenafweging, is dan ook onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast maakt de omstandigheid dat de gezondheidssituatie van klagers vader destijds kennelijk niet levensbedreigend was niet dat om die reden een verzoek om strafonderbreking reeds kan worden afgewezen.

De motivering in het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA heeft grote gevolgen. Zowel het Openbaar Ministerie (OM) als de VC adviseren vervolgens ook negatief.  

Klagers ouders wonen in België. Om hen te kunnen bezoeken, moet klager dus naar het buitenland. In bijzondere omstandigheden kan verweerder toestaan dat een gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. Dit geldt niet voor andere vormen van verlof. Incidenteel verlof is in het geval van klager niet mogelijk.

De humane tenuitvoerlegging van de detentie staat voorop bij strafonderbreking. Een redelijke afweging van algemene en individuele belangen is vereist. Klager wordt disproportioneel geraakt door deze afwijzing. Het is dan ook onredelijk om klagers aanvraag af te wijzen. Er is voor klager geen enkele andere manier om zijn vader in zijn laatste levensfase te kunnen bezoeken en te kunnen bijstaan. Hetzelfde geldt voor het afscheid nemen. Klager heeft zijn vader al bijna drie jaar niet meer gezien, omdat hij vanwege zijn (andere) ziektes niet in staat was om op bezoek te komen. De weging van klagers persoonlijke belangen bij het nemen van de beslissing is voor klager niet kenbaar.

Klager begreep dat het multidisciplinair overleg (MDO) positief had geadviseerd en dat het MDO van mening is dat geen sprake is van recidive- of vluchtgevaar. De detentie van klager verloopt voor het overige probleemloos. De omstandigheid dat het recidiverisico niet kan worden ingeschat, betekent niet zonder meer dat sprake is van een gevaar voor het plegen van strafbare feiten. Voor het aannemelijk worden van een dergelijk gevaar is een meer feitelijke onderbouwing nodig. Ook is het risico op maatschappelijke onrust niet onderbouwd. Alleen tijdens de rechtszaak is de zaak in het nieuws geweest.

Er is sprake van een dermate bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer dat verweerder niet op deze manier tot een negatieve beslissing had kunnen komen en dat daarbij dus onzorgvuldig is gehandeld. Verzocht wordt om te worden gehoord op het beroepschrift.

Standpunt van verweerder

Het verzoek tot strafonderbreking is afgewezen, omdat de medisch adviseur van de afdeling IMA een strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd acht. Incidenteel verlof, waaronder omgekeerd bezoek, is niet mogelijk in het buitenland. Het bezoeken van een familielid in het buitenland, dat niet tot reizen in staat is, valt niet onder de situaties/bijzondere omstandigheden waarin strafonderbreking kan worden verleend. Gelet op een eerdere uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 25 april 2016, 16/824/GV) zijn in de artikelen 36, 37 en 38 van de Regeling de situaties waarin strafonderbreking kan worden verleend limitatief vermeld.

In klagers verzoek is aangevoerd dat de gezondheid van klagers vader – die al jaren lijdt aan dementie, Alzheimer, Parkinson en Progressieve supranucleair parese (PSP) – hard achteruit gaat (en niet, hetgeen klagers advocaat in beroep impliciet stelt, dat klagers vader ook in psychische nood verkeert). De medisch adviseur van de afdeling IMA heeft contact opgenomen met de medische specialist, de geriater van het ziekenhuis waar klagers vader verbleef, en is tot de conclusie gekomen dat een strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd wordt geacht. Klagers vader wordt verzorgd in een Belgisch ziekenhuis en gebleken is van een niet levensbedreigende situatie. 

In de bestreden beslissing zijn ten onrechte geen overwegingen gewijd aan de overige omstandigheden die maken dat klager verzoekt tot strafonderbreking, namelijk om zijn moeder te kunnen helpen en te ondersteunen bij het regelen van zaken en om dit ook bij zijn dochter te kunnen doen, nu zij extra zorg, steun en aandacht nodig heeft. Klagers dochter woont al bijna veertien jaar bij klagers ouders. Om proceseconomische redenen wordt geen aanvullende beslissing genomen, maar wordt hierop eerst in beroep ingegaan.

Klager heeft zijn verzoek tot strafonderbreking daar waar dit ziet op het helpen en ondersteunen van zijn moeder en dochter niet onderbouwd. Hetgeen is aangevoerd valt niet onder de situaties waarvoor strafonderbreking kan worden verleend. Hetzelfde geldt voor het willen verzorgen van klagers moeder in deze zware tijd. Ten aanzien van de omstandigheid dat klager hen wil bijstaan, nu het risico bestaat dat klagers vader hen zal ontvallen met alle gevolgen van dien, verwijst verweerder naar het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA waaruit volgt dat niet gebleken is van een levensbedreigende situatie.

Klager ontkent het delict waarvoor hij onherroepelijk is veroordeeld, waardoor de reclassering geen delictanalyse en geen risicotaxatie heeft kunnen maken. De reclassering heeft opgemerkt dat eventuele risicofactoren voor soortgelijke delicten en de leefgebieden relatie partner, familie en gezin, psychosociaal functioneren en houding onbekend zijn. In het geval van klager is tevens een risico op maatschappelijke onrust aanwezig, nu het gaat om de zogeheten […] en klager in de aandacht van de media stond en staat.

Uit het vrijhedenadvies van 16 december 2019 blijkt enkel dat het MDO vindt dat er door persoonlijke omstandigheden een uitzondering moet worden gemaakt. De VC ziet dit anders en baseert zich in het negatieve advies op het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA. Daarnaast meent verweerder dat het verloop van klagers huidige detentie niet meebrengt dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat er geen risico’s bestaan op recidive en letselschade. Klager heeft tijdens zijn huidige detentie nog geen onbegeleide vrijheden binnen en buiten Nederland genoten.

Op 2 maart 2020 heeft verweerder bericht dat klagers vader is overleden en dat aan klager om die reden en voor het regelen van praktische zaken, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is, strafonderbreking is verleend voor de duur van twee dagen.

Uitgebrachte adviezen

De medisch adviseur van de afdeling IMA acht(te) een strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd, nu uit overleg met de medisch specialist bleek dat sprake was van een niet levensbedreigende situatie.

De directeur van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd maar hierop geen reactie ontvangen.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaren met aftrek, wegens doodslag en het verbergen van het lijk van zijn voormalige partner. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 5 maart 2021.

Wet- en regelgeving

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling, voor zover hier van belang, kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder. Artikel 36, in samenhang bezien met artikel 23 van de Regeling, bepaalt verder dat strafonderbreking kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychisch nood verkerende ouder van de gedetineerde.

Klagers verzoek

Klager heeft verzocht om strafonderbreking om een bezoek te brengen aan zijn destijds ernstig zieke vader en om persoonlijk afscheid te kunnen nemen. Daarnaast wilde klager graag zijn moeder en dochter ondersteunen.

Strafonderbreking voor bezoek aan en afscheid van ernstig zieke vader

De medisch adviseur van de afdeling IMA heeft op 12 november 2019 aangegeven dat bij klagers vader geen sprake was van een levensbedreigende situatie. Op basis van deze informatie heeft verweerder in redelijkheid kunnen oordelen dat er geen sprake was van levensgevaar in de zin van artikel 23 van de Regeling, op grond waarvan de afwijzing van klagers verzoek op die grond was gerechtvaardigd. Daarnaast is niet gebleken dat het noodzakelijk was dat klager bij zijn vader aanwezig was om hem te verzorgen.

Vaststaat dat klagers vader inmiddels is overleden. De beroepscommissie begrijpt dat dit voor klager en zijn naasten ingrijpend is en is geweest. Dit betreft echter een omstandigheid die verweerder ten tijde van de bestreden beslissing op basis van de hem toen verstrekte informatie in redelijkheid niet heeft kunnen voorzien.

Strafonderbreking voor ondersteunen van moeder en dochter

Voor zover klagers verzoek tot strafonderbreking heeft gezien op het willen ondersteunen van zijn moeder en zijn dochter, overweegt de beroepscommissie als volgt. Verweerder heeft hier niet onmiddellijk op beslist, maar, hoewel de beroepscommissie deze wens van klager begrijpelijk acht, is dit verzoek onvoldoende onderbouwd om daartoe een noodzaak te kunnen aannemen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 6 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven