Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6531/GA, 4 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6531/GA

Betreft [Klager]

Datum 4 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de directeur) heeft op 3 maart 2020 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagrechter bij de PI Sittard heeft op 24 maart 2020 het beklag ongegrond verklaard (G-2020-000182). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur heeft te kennen gegeven dat de politie en de bewoners van het verlofadres positief tegenover het door klager verzochte verlof staan. Het Openbaar Ministerie (OM) zou negatief hebben geadviseerd. De inrichting heeft, ondanks het goede gedrag van klager, geen positief advies gegeven, omdat de risico’s van verlofverlening niet zouden kunnen worden ingeschat en klager is veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict. Klagers casemanager heeft klager op 26 februari 2020 te kennen gegeven dat het multidisciplinair overleg in de PI Sittard akkoord was met verlofverlening. De directeur heeft dat positieve advies kennelijk niet overgenomen.

Dat de risico’s voor verlofverlening niet zouden kunnen worden ingeschat, is nog maar de vraag. De reclassering heeft het recidiverisico op grond van de OXREC – zowel wat betreft het risico op algemene recidive binnen twee jaar als het risico op geweldsrecidive binnen twee jaar – op 11 december 2018 laag ingeschat. De reclassering heeft evenwel ook te kennen gegeven de risico’s op recidive, letselschade en het zich onttrekken aan voorwaarden niet te kunnen inschatten. Het is niet aan klager, maar aan de directie van de PI Sittard te wijten dat de risico’s van verlofverlening op het moment van klagers verzoek tot algemeen verlof (kennelijk) niet goed konden worden ingeschat. Klager heeft reeds in augustus 2019 aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan een risicotaxatie en dat hij diverse malen bij zijn casemanager heeft aangedrongen op het laten uitvoeren daarvan. Dit volgt uit RSJ 28 oktober 2019, R-19/4449/GB. De casemanager heeft in augustus 2019 te kennen gegeven dat De Waag zou worden verzocht een risicotaxatie uit te voeren en dat dit binnen acht weken afgerond zou kunnen zijn.

Klager heeft na augustus 2019 vele malen aan zijn casemanager gevraagd wanneer de risicotaxatie zou worden uitgevoerd, maar hij heeft daar geen duidelijkheid over gekregen. Hij heeft nooit medewerkers van De Waag gezien. Op een later moment heeft de casemanager te kennen gegeven dat een inrichtingspsycholoog zou onderzoeken of een risicotaxatie wel nodig is. Deze psycholoog heeft aanvankelijk aangegeven dat geen risicotaxatie behoefde te worden uitgevoerd, maar is hier op een later moment op teruggekomen. De psycholoog heeft te kennen gegeven dat Radix zou worden gevraagd de risicotaxatie uit te voeren. Klager heeft pas op 11 maart 2020 een eerste gesprek met een medewerker van Radix gehad. De directeur heeft niet verduidelijkt hoe het mogelijk is dat er tussen augustus 2019 en maart 2020 geen risicotaxatie tot stand is gekomen.

De casemanager moet de voortgang van een aan derden uitbestede risicotaxatie bewaken en had dus moeten rappelleren als De Waag verzuimd zou hebben tijdig te reageren op het verzoek onderzoek naar klager te doen. Uit RSJ 28 oktober 2019, R-19/4449/GB, blijkt dat klagers verzoek tot detentiefasering vorig jaar ook al ten gevolge van nalatigheid van de casemanager is gestrand. Nu gebeurt met zijn eerste verzoek tot algemeen verlof exact hetzelfde.

Verlofverlening is voor klager zeer belangrijk met het oog op zijn terugkeer in de samenleving. Dit geldt temeer nu hij (nog) niet in staat is gesteld om te faseren. De beroepscommissie van de RSJ heeft al vele malen kenbaar gemaakt dat verlofverlening belangrijker wordt naarmate de datum van invrijheidstelling dichterbij komt. Het is dan ook kwalijk dat de directeur niet met voortvarendheid een risicotaxatie heeft laten uitvoeren. Het onderzoek van Radix ligt op dit moment stil vanwege de coronamaatregelen. Er treedt daarom wederom forse vertraging op in de uitvoering van de risicotaxatie. De risicotaxatie had al lang klaar kunnen en moeten zijn voordat de coronacrisis uitbrak.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet (nader) toegelicht.

Uitgebrachte adviezen

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het OM heeft eveneens negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager is sinds 29 maart 2016 gedetineerd. Het beklag richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de risico’s van verlofverlening niet konden worden ingeschat en klager is veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict. De vrijhedencommissie heeft om die reden negatief geadviseerd over klagers verzoek. Ook het OM heeft een negatief advies over klagers verzoek tot algemeen verlof uitgebracht.

Klagers verzoek tot algemeen verlof is op 3 maart 2020 om bovengenoemde redenen afgewezen. De directeur heeft in de beklagprocedure te kennen gegeven dat mede op basis van het negatieve advies van het OM is besloten een risicotaxatierapport aan te vragen om de risico’s van eventueel te verlenen vrijheden in beeld te kunnen brengen en af te kunnen wegen tegen klagers belang van re-integratie. De directeur heeft bovendien te kennen gegeven dat het aanvragen en opstellen van een risicotaxatierapport tijd in beslag neemt. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend (RSJ 28 oktober 2019, R-19/4449/GB) dat klager heeft aangegeven bereid te zijn mee te werken aan het laten uitvoeren van een risicotaxatie en dat hij eerder ook heeft gesteld dat hij meerdere malen bij zijn casemanager heeft aangedrongen op het ondernemen van de daartoe noodzakelijke acties en ten tijde van voormelde uitspraak in de veronderstelling verkeerde dat het risicotaxatie-onderzoek op korte termijn zou aanvangen. Bij deze stand van zaken acht de beroepscommissie het niet redelijk dat het klager in maart 2020 wordt tegengeworpen dat er nog geen risicotaxatie is uitgevoerd en de risico’s van verlofverlening nog niet in kaart zijn gebracht. Daarbij komt dat klagers belang bij verlofverlening – zeker nu zijn detentiefasering niet van de grond is gekomen – evident is.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu het de beroepscommissie bekend is dat het verlenen van algemeen verlof op dit moment niet mogelijk is vanwege de maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus, zal zij de directeur niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen, maar in plaats daarvan aan klager een tegemoetkoming toekennen. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 4 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven