Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6286/GM, 3 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6286/GM            

Betreft Klager  Datum  3 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van Klager (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over:

a. het niet verstrekken van CBD-olie met THC;

b. de behandeling door de fysiotherapeut;

c. mishandeling tijdens vervoer door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) en gebrek aan privacy tijdens ziekenhuisbezoek;

d. weigering uitbreiding behandelcontacten met psycholoog.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, mr. C. Hok-A-Hin en […], inrichtingsarts en […], hoofd zorg, gehoord op de zitting van 25 augustus 2020 in de PI Lelystad.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers verzoek de CBD olie aan te passen naar CBD olie met THC is afgewezen. Klager neemt de THC nu op illegale wijze. Hij gebruikt dit om andere psychofarmaca en zware pijnmedicatie af te bouwen. Met THC kan klager de fluctuaties in stemming en pijnbeleving opvangen. Zolang klager niet de juiste medicatie krijgt, blijft hij rapporten krijgen en degradatiebeslissingen. Klager heeft zijn verzoeken gericht aan de arts en psychiater. Klager wil met zo min mogelijk chemische middelen leven en hierdoor zijn gevoelige organen sparen. Gebruik kan ook buiten een terminale fase.

Klager heeft intensieve pijnklachten. De medische CBD olie met THC zouden deze pijnklachten beter kunnen bestrijden dan de CBD olie die klager nu ontvangt. Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf, zodat ook om die reden extra zorgvuldig naar zijn medicatie gekeken dient te worden.

Elke patiënt is verschillend. In de behandelrelatie tussen patiënt en arts moet worden gekeken welke medicatie geschikt is. Klager heeft een waslijst aan medicatie en zoekt naar een oplossing om die hoeveelheid te verminderen. Met CBD-olie met THC hoeft klager minder een beroep te doen op zo-nodig-medicatie. Klager meent dat de pijnen die hij ondervindt, zijn te vergelijken met die van een terminale patiënt. Tijdens de behandeling ter zitting deelde klager nog mee dat hij inmiddels met het THC-gebruik is gestopt.

Klager wordt al een jaar gekweld door fysiotherapie. Klager heeft veel last van de pijn, hij kan niet slapen of functioneren zonder zware pijnstilling. De behandeling met fysiotherapie is niet adequaat, het is meer aaien dan manipulatie. Klager meent dat dit nepbehandelingen zijn. De behandelwijze is respectloos en denigrerend. Klager heeft foto’s overgelegd waarop te zien is dat hij ineengedoken zit en pijn heeft. Bij kritiek wordt gedreigd de behandeling te stoppen, klager wordt geïntimideerd. Klager merkt een groot verschil met de fysiotherapie die hij in een andere inrichting kreeg. Voor klager is onduidelijk waarom hij niet dezelfde behandeling kan krijgen als in die andere inrichting. Onlangs heeft klager een nieuwe fysiotherapeut gekregen die klager weer anders behandelt.

De Medisch Adviseur is ten onrechte niet ingegaan op de mishandelingen die klager heeft moeten ondergaan. Het vervoer door DV&O naar het ziekenhuis is niet netjes verlopen. De handboeien werden te strak afgesteld en de medische dienst heeft geweigerd klager na dit incident te onderzoeken. Bovendien geven de begeleiders van het vervoer klager onvoldoende privacy tijdens medische afspraken. Klager wil deze kwestie voorleggen aan de beroepscommissie.

Verder klaagt klager over de weigering van de uitbreiding van behandelcontacten met de psycholoog. Klager wil meer hulp van buiten.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts volgt de NHG-richtlijnen. Alleen bij terminale patiënten is THC geïndiceerd en dat is bij klager niet aan de orde. De arts en klager kijken samen naar de klachten en de medicatie die wel verstrekt kan worden. Het klopt dat klager veel medicatie nodig heeft. CBD-olie is voorgeschreven.

Het is aan de fysiotherapeut te bepalen welke behandeling nodig is. De inrichtingsarts heeft hier geen invloed op.

Klager ontvangt wekelijks psychologische hulp van De Waag. De medische dienst houdt vast aan de frequentie van psychologische hulp, zoals die door De Waag is vastgesteld. Het is niet verstandig dat dit wordt doorkruist met verzoeken om uitbreiding aan de medische dienst.

3. De beoordeling

a.

Medicinale cannabis, of zoals in dit geval CBD-olie met THC, is geen geregistreerd geneesmiddel. Wetenschappelijke onderbouwing van de gunstige effecten van THC bij chronische klachten is zwak. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het voorschrijven door de behandelend arts van CBD-olie met THC niet kan worden afgedwongen. De inrichtingsarts heeft toegelicht dat hij de NHG-richtlijnen volgt, die een dergelijk middel alleen geïndiceerd achten in het geval van een terminale patiënt. Dit is in het geval van klager niet aan de orde. De weigering van de inrichtingsarts om klager CBD-olie met THC voor te schrijven kan dan ook niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van dit onderdeel ongegrond verklaren.

b.

De beroepscommissie is van oordeel dat het aan de professionaliteit van de fysiotherapeut moet worden overgelaten welke behandeling voor klager geïndiceerd is. De enkele omstandigheid dat klager geen baat heeft bij de behandeling, levert nog geen medisch onzorgvuldig handelen op. Klager kan met de fysiotherapeut overleggen welke behandelingen mogelijk zijn. Overigens begrijpt de beroepscommissie uit de toelichting van klager ter zitting dat hij sinds kort een nieuwe fysiotherapeut heeft die een andere behandeling heeft ingezet. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

c.

Klager klaagt over de wijze waarop hij door DV&O is vervoerd naar het ziekenhuis. Ook klaagt klager over het gebrek aan privacy tijdens de medische afspraken in het ziekenhuis. Nog daargelaten dat niet duidelijk is wanneer zich dit heeft afgespeeld, verklaart de beroepscommissie zich onbevoegd deze klachten in behandeling te nemen, nu dit geen aangelegenheid is die raakt aan de zorgplicht van de inrichtingsarts.

Ter toelichting op deze klacht heeft klager gesteld dat de medische dienst heeft geweigerd hem na dit incident te onderzoeken. De beroepscommissie is van oordeel dat klager onvoldoende nauwkeurig heeft omschreven welk medisch handelen hij hier bedoelt, de klacht is onvoldoende concreet. Klager zal daarom niet-ontvankelijk in dit onderdeel van zijn beroep worden verklaard.

d.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager wekelijks gesprekken heeft met een medewerker van De Waag. Klager wil uitbreiding van de psychologische hulp en heeft hierover met het hoofd Zorg gesproken. De beroepscommissie is van oordeel dat het niet onzorgvuldig is verzoeken om uitbreiding in handen te leggen van De Waag. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart wat betreft onderdeel c zich onbevoegd het beroep ten aanzien van het vervoer door DV&O en het gebrek aan privacy in behandeling te nemen en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep ten aanzien van de weigering van de medische dienst hem na voormeld incident te onderzoeken.

Zij verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en d ongegrond.

Deze uitspraak is op 3 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven