Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7191/GB, 6 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7191/GB

Betreft klager

Datum 6 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 4 juni 2020 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. R.A. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd, omdat er een reële mogelijkheid bestaat dat klager in hoger beroep tot een hogere gevangenisstraf veroordeeld zal worden. Klager betwist dat, nu de rechtbank en ook het OM hebben geoordeeld dat er bij de beschieting van het gebouw geen sprake is geweest van gemeen gevaar voor personen of opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast heeft de rechtbank in het vonnis overwogen dat er geen bewijs is voor de beweegredenen van klager, die door het OM en de media naar voren zijn gebracht als ‘een aanslag op de persvrijheid in Nederland’. Er is geen enkele aanwijzing dat het hof hier anders over zal denken dan de rechtbank en dat het hof tot een hogere straf zal komen.

Dat er geen aanvaardbaar verblijfadres zou zijn is onbegrijpelijk. Het feit is gepleegd in Amsterdam en klagers verblijfadres is in [gemeente]. Dit betreft de woning van klagers vriendin, met wie hij een jonge zoon heeft. Zij woont al jaren op dit adres en wil klager graag in huis hebben. De reclassering heeft het adres ook niet bezocht. Dat klagers ex-vriendin (die niets met de strafzaak te maken heeft en met wie nooit problemen zijn geweest) hem niet in de buurt wil hebben, kan volgens klager geen rol spelen. Datzelfde geldt voor het feit dat de gemeente […] klager misschien liever ergens anders ziet verblijven. Klager heeft vrijwel nooit problemen gehad of veroorzaakt in […].

Het is onduidelijk waarom de reclassering geen advies kan geven. In 2018 heeft klager ook deelgenomen aan een PP en dit is goed verlopen. Dit werd destijds bevestigd door klagers reclasseringswerker. Klagers gedrag in detentie is ook goed. De argumenten over de ernst van de zaak en de maatschappelijke onrust snijden onvoldoende hout. Klagers medeverdachten zijn immers ook gefaseerd.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan een PP. Hij beschikt niet over een aanvaardbaar verlofadres. De burgemeester van […] heeft aangegeven dat er grote bezwaren bestaan tegen klagers verlofadres, althans tegen de terugkeer van klager in […], zo volgt uit het ‘Deeladvies EC’ van 30 maart 2020. Klager wordt verondersteld president te zijn van de [motorclub] in […]. Daarnaast heeft de reclassering aangegeven dat zij geen gedegen inschatting kan maken van de risico’s. Klager is voor een ernstig delict gedetineerd en zijn einddatum is nog erg onzeker. Het OM en de vrijhedencommissie (VC) hebben negatief geadviseerd over klagers detentiefasering. Het gegeven dat klager in een vorige detentie wel heeft deelgenomen aan een PP zegt niets over de huidige situatie. Met betrekking tot het argument dat medeverdachten wel gefaseerd zouden zijn, geldt dat iedere casus op zich staat en de omstandigheden van geval tot geval verschillen.

3. De beoordeling

Klager is sinds 22 juni 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens het overtreden van de artikelen 170 en 157 Wetboek van strafrecht. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 19 februari 2021.

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres; en

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);

-    het gevaar voor recidive;

-    de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;

-    de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling; en

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

Bij de beoordeling moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

De beroepscommissie overweegt dat uit het dossier blijkt dat klager tijdens zijn huidige detentie is vervolgd wegens betrokkenheid bij de beschieting met een raketwerper van het gebouw van het tijdschrift Panorama te Amsterdam. De rechtbank Amsterdam heeft klager op 27 juni 2019 veroordeeld, waartegen zowel het OM als klager hoger beroep hebben ingesteld. Klagers einddatum is daarmee onzeker. Gelet op het ingestelde hoger beroep en het feit dat het OM, gelet op de ernst van het delict, het maatschappelijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van klager, is er door zowel het OM als de VC van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard negatief geadviseerd over klagers detentiefasering. Verder komt uit de stukken naar voren dat klager op dit moment niet beschikt over een aanvaardbaar verlofadres; zowel de wijkagent als de burgemeester van […] hebben zich negatief uitgelaten over het verlofadres. Voorts kan de reclassering geen inschatting maken van eventuele aanwezige risicofactoren, zoals letselschade en recidive.

Dat klagers gedrag tijdens een eerdere deelname aan een PP en - op dit moment - in detentie goed te noemen is, wordt niet betwist, maar doet aan het voorgaande niet af.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet voldoet aan de gestelde voorwaarden als bedoeld in artikel 4 van de Pbw en artikel 7 van de Pm. De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 6 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven