Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5883/GA, 12 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5883/GA         

Betreft [Klager]            Datum 12 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.         een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege werkweigering alsmede vanwege verbale agressie en belediging, ingaande op 3 september 2019 om 14:30 uur en eindigend op                           7 september 2019 om 14:30 uur (ZB-2019-521);

b.         een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege werkweigering, ingaande op 10 september 2019 om 15:00 uur en eindigend op 12 september 2019 om 15:00 uur (ZB-2019-529); en

c.         een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege werkweigering, ingaande op 30 augustus 2019 om 13:00 uur en eindigend op 1 september 2019 om 13:00 uur (ZB-2019-512).

De beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft – zo begrijpt de beroepscommissie - op 21 januari 2020 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos, gehoord op de zitting van 30 september 2020 in het Justitieel Complex Zaanstad.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 19 juli 2019 overgeplaatst van de PI Dordrecht naar de locatie Zuyder Bos. Klager was gedurende zijn verblijf in de PI Dordrecht, al anderhalf jaar, arbeidsongeschikt (AO). De inrichtingspsycholoog daar heeft op 28 augustus 2018 besloten dat klager tot het einde van zijn detentie AO diende te blijven. Klager heeft meermaals in de locatie Zuyder Bos aangegeven dat hij AO is. Klager is in eerste instantie niet door een psycholoog gezien, terwijl klager direct heeft aangegeven dat hij in de vorige inrichting AO werd geacht. Op 27 augustus 2019 is klager gezien door de inrichtingspsycholoog. Dit was een gesprek van circa vijf minuten waarin de inrichtingspsycholoog heeft aangegeven dat de locatie Zuyder Bos geen arbeidsongeschiktheid kent. Nu het oordeel van de psycholoog van de locatie Zuyder Bos afwijkt van het oordeel van de psycholoog in de PI Dordrecht had, op grond van RSJ 8 april 2014, 13/4083/GA, gemotiveerd moeten worden waarom het oordeel van de psycholoog van de locatie Zuyder Bos afwijkt van het oordeel van de psycholoog in de PI Dordrecht. De door de beklagrechter aangehaalde jurisprudentie betreft een situatie in dezelfde PI waar de gedetineerde door de medische dienst gewoonweg arbeidsgeschikt wordt geacht. Onderhavige situatie betreft iemand die in een vorige inrichting AO is verklaard en nu wel arbeidsgeschikt wordt geacht. Klager stelt zich dan ook op het standpunt dat de oplegging van de disciplinaire straffen wegens werkweigering, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.

Ten aanzien van de twee dagen extra wegens belediging wordt aangevoerd dat de beklagrechter heeft verzaakt zich hierover te buigen en hier ten onrechte geen beslissing over heeft genomen. Klager is het niet eens met deze twee dagen extra straf. De directeur vroeg zelf wat de gedachtegang was achter klagers handelen. Klager heeft gesteld dat in de schriftelijke stukken van twee directeuren leugens stonden. Na dit gesprek kreeg klager, tot zijn verbazing, ineens twee dagen extra straf omdat hij de collega’s van de directeur zou hebben beledigd. Volgens klager kan en mag hij stellen dat stukken leugens bevatten dan wel dat er leugens worden opgeschreven, dit kan dan ook niet gezien worden als ‘belediging’ conform de normen in de PI dan wel de regels in de Penitentiaire beginselenwet. Het klopt dat klager hen voor leugenaars heeft uitgemaakt en daar bedoelde hij met name de heer P. mee. Maar klager stelt niet agressief te zijn geweest. In de disciplinaire straf wordt niet gemotiveerd wat bedoeld wordt met ‘respectloze uitlatingen’ noch worden deze beschuldigingen concreet gemaakt. Evenmin wordt duidelijk hoe en waarom klager verbaal agressief zou zijn geweest en de orde en rust zou hebben verstoord. De beslissing voldoet dan ook niet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het is onredelijk en onbillijk om klager op grond van de uitlating ‘er staan leugens in een stuk’ twee dagen extra straf te geven vanwege ‘belediging’.

Standpunt van de directeur

Bij binnenkomst in de locatie Zuyder Bos, ook indien een gedetineerde uit een andere inrichting komt, wordt gekeken of iemand ‘programma geschikt’ is. Er wordt niet gesproken over arbeidsongeschiktheid. De arbeid die in de locatie Zuyder Bos wordt aangeboden is laagdrempelig zodat er voor iedereen wel iets mogelijk is. Tijdens de intake wordt duidelijk gemaakt dat het uitgangspunt is dat iedereen kan werken, tenzij er sprake is van medische redenen die dat verhinderen. Dit is aan klager duidelijk gemaakt, ook door de directeur bij meerdere rapport afhandelingen zo rond 21 augustus 2019. Voor de mensen die niet kunnen werken is een recreatieruimte zodat zij niet ingesloten hoeven te blijven. Dat klager in de vorige inrichting een AO-status had betekent niet dat hij niet in de locatie Zuyder Bos kan werken. Iedere inrichting biedt weer andere faciliteiten aan omtrent de arbeid. In de locatie Zuyder Bos wordt er veel waarde gehecht aan het arbeidsproces aangezien dit gezien wordt als een belangrijke voorbereiding voor buiten. De psycholoog die klager heeft gezien heeft aangegeven dat klager geschikt is om te werken, dus daar wordt dan vanuit gegaan.

Ten aanzien van de twee dagen extra wegens belediging geldt dat het gesprek met de directeur duidelijk uit de hand is gelopen. De directeur heeft zelf de verbale agressie, de beledigingen en de respectloze uitlatingen geconstateerd en zij kan daar een sanctie voor opleggen. Voor dergelijk gedrag kan maximaal drie dagen eigen cel worden opgelegd. Aan klager is twee dagen eigen cel opgelegd, hetgeen dus een passende straf is.

3. De beoordeling

Beklag a. (belediging)

De beklagrechter heeft niet geoordeeld over het deel van het beklag dat ziet op de twee dagen extra straf wegens belediging. De beroepscommissie zal dit alsnog doen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager ter zitting heeft erkend dat hij de directeuren, en met name de heer P., een leugenaar heeft genoemd. Voorts blijkt uit het schrijven van klager van 3 september 2019 dat klager behoorlijk gefrustreerd was over de hele gang van zaken. In dit schrijven maakt klager meerdere directeuren voor leugenaars uit en stelt hij dat zij niet eerlijk zijn. Volgens klager zouden de directeuren onwaarheden in hun verweren zetten en misbruik maken van hun positie. Voorts noemt klager het gedrag van de directeuren vals, gemeen, geniepig, oneerlijk, manipulatief en wraakzuchtig. Bovendien geeft klager zelf aan dat de directeur hem tijdens het gesprek heeft gewaarschuwd dat hij zijn toon moest temperen en dat klager niet zo respectloos over haar collega’s moest praten. De beroepscommissie acht dergelijke uitlatingen die in zijn algemeenheid over een persoon worden gedaan zeer respectloos en beledigend. De beroepscommissie is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat klager zich beledigend en respectloos heeft uitgelaten over meerdere directeuren. De directeur geeft aan dat klager zich tijdens het doen van deze uitlatingen ook verbaal agressief heeft gedragen. De beroepscommissie ziet geen reden om aan deze mededeling van de directeur te twijfelen. Zij acht de beslissing om twee dagen extra straf op te leggen, niet onredelijk. Het beklag zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag a., b. en c. (werkweigering)

De omstandigheid dat klager, zoals hij stelt, in de vorige inrichting wel AO is verklaard, betekent niet dat ook de inrichtingsarts van de locatie Zuyder Bos gehouden is klager AO te verklaren. In iedere inrichting kan immers andere arbeid worden aangeboden. Het is dan ook aan de inrichtingsarts om een zelfstandige afweging te maken of een gedetineerde arbeidsgeschikt moet worden geacht voor de arbeid die in die inrichting wordt aangeboden. De directeur heeft aangegeven dat in principe iedereen in de locatie Zuyder Bos ‘programma geschikt’ wordt geacht aangezien het programma dat zij aanbieden laagdrempelig is en omdat er wordt gezorgd voor passende arbeid waarbij rekening wordt gehouden met eventuele fysieke beperkingen. Tijdens de zitting in beroep heeft de directeur toegevoegd dat wegens lichamelijke of geestelijke beperkingen daar uitzonderingen op kunnen worden gemaakt. Er wordt veel waarde gehecht aan deelname aan het arbeidsproces aangezien dit gezien wordt als een belangrijke voorbereiding voor het leven buiten. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur hiermee voldoende heeft aangegeven waarom afgeweken kan worden van het oordeel van een vorige inrichting. Voorts overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken blijkt dat de afdeling Zorg onderzoek heeft gedaan door het doorlopend patiëntendossier van klager te raadplegen, alsmede het medisch en psychisch dossier van klager, maar dat nergens vermeld stond dat klager AO zou zijn tot het einde van zijn detentie. Vervolgens is klager door de psycholoog gezien, die hem arbeidsgeschikt heeft verklaard. Tijdens de mondelinge behandeling bij de beroepscommissie heeft de directeur toegevoegd dat de psycholoog tot het oordeel kan komen dat een gedetineerde om psychische redenen niet arbeidsgeschikt is. Overigens zal dit, aldus de directeur, wel tot gevolg kunnen hebben dat in dat geval de vraag wordt gesteld of de inrichting voor de betrokkene wel de juiste plaats is om te verblijven, omdat het dan om zeer ernstige psychische problemen zal gaan. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur hiermee voldoende onderzoek heeft gedaan naar de door klager gestelde AO om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen. Vast staat dat klager in deze PI niet AO is verklaard. De directeur heeft in redelijkheid en billijkheid klager disciplinair kunnen straffen wegens werkweigering. De beroepscommissie is van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot de werkweigering van de klachten a., b. en c. niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie merkt tot slot nog op dat ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. in het dictum van de uitspraak van de beklagrechter staat vermeld dat  het beklag met het kenmerk ZB-2019-678 ongegrond wordt verklaard. Uit de beoordeling leidt de beroepscommissie echter af dat de beklagrechter bedoeld heeft het beklag dat ziet op de beslissing van 30 augustus 2019, met het kenmerk ZB-2019-512, ongegrond te verklaren. Het in de uitspraak in het dictum genoemde kenmerk beschouwt de beroepscommissie dan ook als een kennelijke verschrijving.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met dien verstande dat de hierboven genoemde kennelijke verschrijving verbeterd zal worden gelezen, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 12 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr.dr. P. Jacobs en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven