nummer: 06/7/GA
betreft: [klager] datum: 4 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.T.M. Zumpolle, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 december 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Utrecht te Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.T.M. Zumpolle, en de heer [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.. De directeur heeft
op 7 maart 2006 desgevraagd telefonisch nader gereageerd op vragen van de beroepscommissie. Een zakelijke weergave van die nadere reactie is aan klager en zijn raadsman toegezonden. Klager heeft op 11 maart 2006 een nadere schriftelijke reactie aan de
beroepscommissie gezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde –:
a. het niet tijdig door het personeel reageren op intercomoproepen op 12 en 18 oktober 2005;
b. het bij de (geopende) celdeur door een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) roken van een sigaar;
c. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens het niet meewerken aan een (noodzakelijke) controle op tuberculose; en
d. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het aanvallen van een p.i.w.-er.
De beklagrechter heeft de onderdelen a, c en d van het beklag ongegrond verklaard en klager ten aanzien van onderdeel b van het beklag niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door en namens klager is allereerst gepersisteerd bij hetgeen in het beroepschrift en tegenover de beklagrechter naar voren is gebracht. Voorts is nog het volgende aangevoerd. De voorvallen waarop het beklag ziet hebben allemaal gespeeld in een kort
tijdsbestek. Klager plaatste een oproep via de intercom. Het duurde vrij lang voordat er een p.i.w.-er reageerde. Normaal gesproken maakt klager weinig gebruik van de intercom. Omdat klager een “rode kaart” had, was hij in dit geval wel genoodzaakt om
te bellen, hij mocht de cel immers niet uit. Toen er uiteindelijk werd gereageerd, bleek dat te gebeuren door een p.i.w.-er die een sigaar rookte. Klager wees hem erop dat hij dit niet wenselijk vond en vroeg toen om een gesprek met het hoofd van
afdeling. Toen de p.i.w.-er later weer (met een sigaar) bij de cel kwam, heeft klager een glas met water naar hem gegooid. Klager is van mening dat die p.i.w.-er rekening had moeten houden met zijn klachten. Klager ondervindt last van rokers. Klager
heeft niet meegewerkt aan het TBC röntgenonderzoek omdat dit een gevaar voor zijn gezondheid oplevert. Er zijn volgens klager andere manieren dan middels een röntgenonderzoek. Klager heeft dit indertijd bij zijn intake ook direct aangegeven.
Uiteindelijk heeft er een sputumonderzoek plaatsgevonden. Dat sputumonderzoek vond pas plaatst nadat klager voor de derde maal geweigerd heeft om mee te werken aan de reguliere controle. Klager is van mening dat hij onnodig lang afgezonderd heeft
moeten
blijven.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst eveneens allereerst naar hetgeen tegenover de beklagrechter naar voren is gebracht. Voorts merkt hij nog het volgende op. De wachttijd tussen het bellen op de intercomknop en de reactie van een medewerker zal ten hoogste 30
minuten
kunnen bedragen. De directeur is van mening dat dit een acceptabele wachttijd is. Omdat klager op de inkomstenafdeling verbleef, zal het iets langer geduurd hebben dan normaal. Overigens had klager, indien er sprake zou zijn geweest van een
noodsituatie, op de deur mogen slaan om de aandacht van het personeel te trekken. In de huisregels is bepaald dat zulks in geval van nood is toegestaan en dat dit niet kan leiden tot een sanctie of waarschuwing in verband met geluidsoverlast. In de
inrichting werd het op 18 oktober 2005 nog toegestaan om op de vlakken te roken. De directeur weet dat dit in strijd is met de Tabakswet. Het beklag is op dit punt volgens de directeur gegrond. Het weigeren van medewerking aan een TBC-controle heeft
tot
gevolg dat de betreffende gedetineerde in afzondering wordt geplaatst. Na een tweede weigering wordt een sputumonderzoek gedaan en dan blijft de betreffende gedetineerde afgezonderd totdat de uitslag binnen is. De eerste weigering vond plaats op
maandag
na binnenkomst. Na de tweede weigering, mogelijk pas een week later, is een sputumonderzoek gedaan. De reden om in eerste instantie geen sputumonderzoek uit te voeren is gelegen in het feit dat dit onderzoek veel bewerkelijker is.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De wachttijd is in de beide door klager genoemde voorvallen te lang geweest. Indien een gedetineerde, aan wie het niet is toegestaan zijn verblijfsruimte te verlaten, een oproep doet voor het personeel zal het personeel binnen een redelijke termijn
moeten reageren. De beroepscommissie acht daarbij een tijdsverloop van meer dan 25 minuten niet aanvaardbaar. De omstandigheid dat gedetineerden in een noodsituatie volgens de directeur tegen de deur mogen schoppen maakt dit niet anders. Het
vooroverwogene maakt dat de beslissing van de beklagcommissie ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet in stand kan blijven en dat dit beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de beslissingen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager terzake een financiële tegemoetkoming van na te noemen hoogte toe.
Ten aanzien van onderdeel b:
Vaststaat dat er ten tijde van het voorval waarop dit beklag ziet – in strijd met het bepaalde in de Tabakswet en het bepaalde in het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten – in het h.v.b. Utrecht te Nieuwegein nog geen rookbeleid was
geformuleerd. Gelet op deze evident onwettige situatie en het standpunt van de directeur dat het beklag gegrond is, zal klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht
in
dit geval de enkele gegrondverklaring voldoende tegemoetkoming en acht geen termen aanwezig voor de toekenning van een financiële tegemoetkoming.
Ten aanzien van onderdeel c:
Vaststaat dat klager op 10 oktober 2005 in afzondering in een afzonderingscel is geplaatst naar aanleiding van zijn weigering om mee te werken aan een verplichte TBC-controle. Nadat klager op 17 oktober 2005 andermaal heeft geweigerd medewerking te
verlenen aan die TBC-controle, is door de medische dienst van het h.v.b. de procedure voor een alternatief onderzoek in gang gezet. Toen het daarvoor benodigde materiaal in de inrichting aanwezig was, is (op drie achtereenvolgende dagen) van klager
sputum verzameld. Dit sputum is vervolgens op 24 oktober 2005 naar het laboratorium gezonden voor onderzoek. De (voorlopige) uitslag van dat onderzoek is op 4 november 2005 bij de inrichting binnengekomen en op die datum is de (inmiddels verlengde)
onderhavige ordemaatregel beëindigd. De beslissing van de directeur om klager, in afwachting van een uitslag van het TBC-onderzoek, in afzondering te plaatsen, komt de beroepscommissie – bij afweging van alle in aanmerkingen komende belangen – niet
onredelijk of onbillijk voor. Zulks geldt temeer nu niet kan worden gezegd dat de onderzoeksprocedure onredelijk lang heeft geduurd of is vertraagd. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de
beklagrechter en het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel d:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover één en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagrechter zal daarom in zoverre worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart die onderdelen van het beklag alsnog gegrond. Zij verklaart het beroep ten
aanzien
van de onderdelen c en d van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij bepaalt dat aan klager terzake van de gegrondverklaring van onderdeel a van het beklag een tegemoetkoming toekomt van € 10,=, en dat er geen termen zijn om hem terzake van de gegrondverklaring van onderdeel b van het beklag een tegemoetkoming toe
te
kennen.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter , voorzitter, mr. M. Boone en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 april 2006
secretaris voorzitter