Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2583/GA, 23 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2583/GA

betreft: [klager] datum: 23 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.S. Ludwig, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 oktober 2005 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring/ISD Utrecht te Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. de Korte, en [...], unit-directeur bij voornoemd h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing om geen arts te laten komen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 20 april 2005 voelde hij zich ziek. Nadat hij dit bij het personeel gemeld had, werd contact gezocht met de medische dienst, die klager medicatie voorschreef. Klager hield echter niets binnen. Aan het eind van de middag, na 16.30 uur, ging de
avonddienst in. Klager belde en er kwam een p.i.w.-er. Klager gaf aan dat hij wilde dat er een arts kwam, zoals hij ook had afgesproken met de medische dienst voor het geval klagers situatie niet zou verbeteren. Klager voelde zich op dat moment
helemaal
niet goed en braakte veel. De p.i.w.-er gaf aan dat hij met de dienstgeleider zou overleggen. Kort daarna kwam de p.i.w.-er terug met de mededeling dat de dienstgeleider geen arts wilde laten komen. Een half uur daarna belde klager weer en gaf de
p.i.w.-er aan dat klager het moest proberen vol te houden tot de nachtdienst. Omstreeks 23.00 uur kwam het dienstdoende personeelslid vragen hoe de situatie van klager was en werd gemeld dat de arts zou worden opgeroepen. De arts kwam binnen een uur.
Klager kreeg een injectie toegediend.
De volgende dag werd klager door de arts van de medische dienst gezien en kreeg hij nogmaals een injectie toegediend. Daarna mocht hij terug naar de afdeling. Omstreeks 16.15 uur voelde klager zich beroerd en kwam een verpleegkundige van de medische
dienst, die hem nogmaals een injectie toediende. Overwogen werd klager naar het ziekenhuis te sturen, maar na overleg met de ziekenhuisarts werd hier, gelet op klagers slechte gesteldheid, op dat moment vanaf gezien. Die avond constateerde een
p.i.w.-er
dat het niet goed ging met klager. Wederom zag de dienstgeleider geen aanleiding een arts te bellen. De medische dienst zou hem gezegd hebben de situatie aan te kijken. Na de komst van de nachtploeg werd desgevraagd meteen een arts opgeroepen, die
klager onverwijld naar het ziekenhuis liet brengen.
Klager heeft desgevraagd benadrukt beide dagen duidelijk bij aanvang van de avonddienst om een arts te hebben gevraagd en niet pas na 22.00 uur.

Klagers raadsman heeft aangegeven aan het uitgebreide en gedetailleerde betoog van klager verder niets toe te voegen te hebben.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Als er een verzoek komt om een arts te laten komen, dan wordt er een arts opgeroepen. Zowel op 20 als op 21 april 2005 is er een arts gekomen. Het is niet duidelijk of klager in een eerder stadium dan tijdens de nachtdienst duidelijk heeft verzocht een
arts te laten komen.

3. De beoordeling
Vaststaat dat klager op 20 april 2005 door de medische dienst is gezien en onweersproken is dat de medische dienst klager heeft meegedeeld dat voor het geval zijn toestand niet verbeterde een arts diende te worden ingeschakeld. In de loop van de middag
heeft klager aan een p.i.w.-er het verzoek gedaan een arts in te schakelen. Op dat moment was eenvoudig vast te stellen dat het niet goed ging met klager. Hij braakte veelvuldig. In het midden kan blijven op welke wijze de interne besluitvorming op het
verzoek heeft plaatsgevonden, maar nu er aanvankelijk geen arts in consult is geroepen kan dit worden aangemerkt als een weigering op het verzoek van klager. Deze weigering is bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet redelijk en
billijk. Daaraan doet niet af dat na herhaalde verzoeken en wisseling van de dienst na vele uren alsnog een arts in consult is geroepen. Reeds gelet hierop zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard en behoeft het beklag voor het overige geen
bespreking.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven