Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2386/GA, 19 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2386/GA

betreft: [klager] datum: 19 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de detentieboot Reno te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 18 augustus 2005 van de beklagcommissie bij voormelde detentieboot, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], plaatsvervangend directeur.
Klager is het land uitgezet en er is geen adres van hem bekend, waardoor het niet mogelijk was klager op te roepen. Klager is derhalve niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het beledigen van personeel, het niet opvolgen van instructies van het personeel en het verstoren van de orde en de rust op de
afdeling.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De disciplinaire straf is ten uitvoer gelegd in een normale cel. De beklagcommissie wilde een personeelslid horen naar aanleiding van haar rapport. De directie is niet akkoord gegaan met het horen van het personeelslid. De directie vertegenwoordigt het
personeel ter zitting. De directeur twijfelt niet aan de waarheid van door het personeel opgemaakte verslagen. De directeur stelt zich op het standpunt dat personeel niet ter zitting wordt gehoord.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Het beroep van de directeur zal ongegrond worden verklaard. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Enig
nieuw gezichtspunt is in beroep niet naar voren gekomen en de directeur heeft niet aangeboden om door het horen van getuigen of anderszins alsnog nadere opheldering te verschaffen.
De directeur heeft zich op het standpunt gesteld dat personeel niet ter zitting van de beklag- en beroepscommissie wordt gehoord. Voorzover de directeur daarmee beoogt tot uitdrukking te brengen dat er naar zijn oordeel geen ruimte is voor het horen
van
personeelsleden ter zitting van de beklag- en beroepscommissie is dit standpunt niet in overeenstemming met artikel 64, vierde lid, van de Pbw. Toepassing van deze bepaling met de nodige prudentie in verband met gerechtvaardigde belangen van het
personeel ligt voor de hand. Het moet echter mogelijk zijn om in een procedure als de onderhavige in daartoe geëigende gevallen personeelsleden nader vragen te stellen. Mede afhankelijk van de in het geding zijnde belangen en hetgeen daarover door
partijen naar voren wordt gebracht kan de ondervraging plaatsvinden al dan niet in tegenwoordigheid van klager of schriftelijk. Per geval kan zulks worden beoordeeld.
Ten aanzien van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming stelt de beroepscommissie vast dat deze is gebaseerd op een verblijf in een strafcel. Nu klager de disciplinaire straf heeft ondergaan in een andere verblijfsruimte dan een strafcel
zal de beroepcommissie een tegemoetkoming vaststellen van €7,50 per dag. De tegemoetkoming zal derhalve €22,50 bedragen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de opgelegde disciplinaire straf ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep met betrekking tot de vastgestelde tegemoetkoming gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van €22,50 toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 19 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven