Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1671/TA, 20 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1671/TA

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.G. Schuur, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 juni 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de Flevo Future te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. O.G. Schuur, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
waarnemend hoofd juridische zaken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter
Het beklag betreft:
a. plaatsing in een prikkelarme kamer (PAK) op 3 december 2004;
b. de weigering van het hoofd behandeling om met klager te spreken;
c. het niet rekening houden met klagers gezondheidstoestand;
d. intrekking verlof en weigering klager over te plaatsen;
e. de vermissing van twee hoofdkussens en een dekbed na klagers overplaatsing van de Flevo Future te Utrecht naar het huis van bewaring te Alphen aan den Rijn;
f. het aan een medebewoner geven van klagers leren jas en een aantal toiletartikelen.

De alleensprekende beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a, c en e ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De alleensprekende beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van de onderdelen b, d en f op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de alleensprekende beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 21 mei 2004 is klager niet teruggekeerd van onbegeleid verlof. Op 27 mei 2004 wordt hij door de politie aangehouden. Hij is op 1 juni 2004 weer opgenomen in de Flevo Future te Utrecht. Vervolgens wordt klager op 8 juni 2004 bij wijze van time-out
geplaatst in het huis van bewaring te Alphen aan den Rijn. Klager keert op 3 december 2004 terug in de Flevo Future. Diezelfde dag is hij in de PAK geplaatst. Dit is hem niet tevoren meegedeeld. De door de inrichting gegeven redenen zijn niet
steekhoudend. De eerste reden is dat klager werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit. De officier van justitie heeft de zaak echter op 3 december 2004 geseponeerd. De tweede reden is handel met medeverpleegden. Klager ontkent niet dat hij
gehandeld heeft met medebewoners. Plaatsing in de PAK is echter een ondeugdelijk en te zwaar middel. Klager had een probleem met slechts twee medepatiënten. Dit, als ook de omstandigheid dat klager verantwoordelijk was voor in de inrichting ontstane
onrust, had met klager besproken kunnen worden. Zonder oplossing had men klager ook op een andere afdeling kunnen plaatsen. De derde reden is het plotseling agressief reageren van klager. De inrichting doelt daarmee op een eerder incident in een andere
tbs-kliniek in de begintijd van klagers tbs. Nu dit een uit de hand gelopen ruzie tijdens het bezoek van klager betrof, is er geen enkele reden om faciliteiten van klager in de Flevo Future in te perken. De agressie was gericht tegen klagers ex-vrouw,
niet tegen medepatiënten of personeel. Klager heeft vier weken in de PAK verbleven. Verblijf in de isoleercel vanwege plaatsgebrek is mogelijk, maar niet het onthouden of beperken van faciliteiten, met name nu klager ernstige reuma heeft. Het luchten
is
erbij ingeschoten. De beroepscommissie kan aangeven welke minimumeisen gesteld moeten worden aan het beperken van rechten. De verklaringen van klager en de inrichting verschillen 180 graden. Indien de beroepscommissie klagers verhaal volgt, dienen zijn
klachten gegrond te worden verklaard. Het hoofd behandeling wilde niet met klager praten. Klager wilde echter wel zijn behandeling voortzetten. Klager kan de redenering van de beklagrechter inzake de kussens en het dekbed niet volgen, omdat klager niet
hoeft te bewijzen dat het eigendomsrecht van hem op de inrichting is overgegaan. Klager verwacht geen uitspraak over de vraag wie de eigenaar van de jas is. Klager heeft in juni 2004 geen beklag kunnen instellen, omdat hij toen vanuit de politiecel in
de isoleercel zat. Termijnoverschrijding is derhalve verschoonbaar. De inrichting mag niet ten behoeve van andere patiënten klagers kamer in als klager er niet is.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de alleensprekende beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 3 december 2004 keerde klager terug in de Flevo Future, in afwachting van plaatsing in de locatie Amsterdam. In een brief aan de directeur behandeling ontkent klager niet gehandeld te hebben met medepatiënten. Onduidelijk is wat zich tussen klager
en
medepatiënten heeft voorgedaan. Wel is duidelijk dat medepatiënten boos zijn op klager in verband met de zojuist genoemde handel. Klager kan zeer plotseling agressief reageren, wat in het verleden meermalen is gebeurd. Klagers gedrag was niet in te
schatten. Gelet op het vorenstaande is besloten hem in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de PAK te plaatsen. Tijdens zijn verblijf in de PAK zijn hem geen rechten onthouden. Klager is in het huis van bewaring te Alphen aan den
Rijn door het Hoofd behandeling reeds op de hoogte gebracht van de plaatsing in de PAK. Van deze beslissing tot afzondering heeft klager op 3 december 2004 een schriftelijke mededeling ontvangen. Tijdens separatie/afzondering kunnen patiënten in beklag
gaan. Personeel heeft gezien dat op klagers kamer alleen een leren jas hing en het personeel heeft die jas aan een medepatiënt teruggegeven.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a):
Met de alleensprekende beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot plaatsing van klager op de PAK in afwachting van overplaatsing alleen al vanwege klagers handel met medepatiënten en de duidelijk aanwezige boosheid van die
medepatiënten in redelijkheid genomen kon worden. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een ander oordeel leiden.
Het beroep zal in zoverre ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b):
Volgens klager heeft een door hem gewenst gesprek over de situatie met betrekking tot de PAK-plaatsing niet plaatsgevonden en volgens de inrichting wel. Wat daar ook van zij, de klacht terzake is niet-ontvankelijk nu niet aannemelijk is gemaakt dat
sprake is geweest van een beslissing van het hoofd van de inrichting, die op grond van artikel 56 Bvt beklagwaardig is. Het beroep zal in zoverre ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de onderdelen c) en d):
Niet aannemelijk is dat klager de toegang tot de arts is onthouden, noch dat door het niet betrachten van de zorgplicht zijn wettelijk recht op medische verzorging is geschonden. In zoverre is het beroep ongegrond.

Er is geen wettelijk recht op verzorging van het uiterlijk en de lichamelijke hygiëne. De wijze waarop het hoofd van de inrichting zijn zorgplicht betracht, is op grond van het bepaalde in artikel 56, vierde lid, Bvt niet beklagwaardig. Klager zal in
beroep alsnog niet ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel van zijn klacht.

Hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot het luchten en onderdeel d) van de klacht, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de alleensprekende beklagrechter. Het beroep zal ten aanzien van
onderdeel c), uitgezonderd het douchen, en onderdeel d) ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel e):
Klager is in beginsel verantwoordelijk voor zijn eigendommen en blijft dat ook tijdens ongeoorloofde afwezigheid. Derhalve is de beweerde vermissing van zijn kussens en dekbed geheel voor risico van klager. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

Ten aanzien van onderdeel f):
De alleensprekende beklagrechter acht klager niet-ontvankelijk in de klacht wegens termijnoverschrijding. Namens klager is aangevoerd dat die termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat hij in een isoleercel verbleef na verblijf in een politiecel.
Wat
daarvan ook zij, ook al zou klager in zijn klacht kunnen worden ontvangen, dan zou die klacht ongegrond zijn omdat klager, ook ten aanzien van de leren jas, verantwoordelijk is gebleven tijdens zijn afwezigheid. De beroepscommissie is niet in staat een
oordeel te geven over de vraag wie de eigenaar van de jas is. Het beroep zal derhalve ook ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter ten aanzien van onderdeel c) van de klacht voorzover dit ziet op het douchen en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag daaromtrent.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter, deels met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit, mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F.A.M. Koenraadt en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 20 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven